Wonen of recreëren – keuze laten maken lijkt te mogen
De gemeenteraad van Schiermonnikoog heeft een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte vastgesteld. Daarin is een planregeling opgenomen die beoogd huiseigenaren met een recreatiewoning de keuze te laten maken om de woning als – tweede – woning te gebruiken dan wel als recreatiewoning. Huiseigenaren hebben daartoe een jaar de tijd.
Twee huiseigenaren verzoeken om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter acht – kennelijk – de opgenomen regeling als zodanig aanvaardbaar. De kritiek van de voorzieningenrechter richt zich op de wijze waarop de regeling is getroffen. In artikel 29.1, aanhef en onder c, van de planregels staat dat de voor “Wonen” aangewezen gronden ter plaatse van de aanduiding “overige zone – voorwaardelijk recreatief gebruik” zijn bestemd voor gebouwen ten behoeve van bestaande recreatieve bewoning. In samenhang met artikel 1.13 van de planregels moet onder “bestaande recreatieve bewoning” worden verstaan, de legale recreatieve bewoning die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig was. Daarvan was bij de verzoekers geen sprake: zij bewoonden hun woonpercelen permanent en als er al sprake was van recreatieve bewoning dan was dat, in de visie van de raad, niet legaal omdat het vorige bestemmingsplan “Schiermonnikoog-Dorp” uit 2009 dat gebruik niet toestond. Ook het algemene overgangsrecht van dat plan was in de gevallen van de verzoekers uitgewerkt. Toch wordt de gevraagde voorziening niet getroffen: schorsing van de gewraakte planregel betekent niet dat verzoekers hun percelen zowel voor reguliere bewoning als voor recreatieve bewoning mogen gebruiken. Vz AbRvS 8 juni 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2177
Voor meer informatie over deze uitspraak kunt u contact opnemen met Eelco