13 maart 2020
In de uitspraak van 26 februari 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:588) is een last onder dwangsom aan de orde die ziet op het in strijd met de woonbestemming verhuren van appartementen aan met name toeristen. Het gaat in dit geval om verhuur van gemeubileerde appartementen met keuken en badkamer, voor een periode van 2 tot 9 nachten.
De Afdeling oordeelt dat het de vraag is of deze kortdurende verhuur aan toeristen kan worden aangemerkt als “wonen”. Het bestemmingsplan omschrijft niet wat onder “wonen” verstaan moet worden. Dan moet aansluiting worden gezocht bij het normale spraakgebruik, waarbij geldt dat “wonen” een zekere duurzaamheid vereist (zie ook AbRvS 23 oktober 2013, ECLI:NL:RVS:2013:1633).
De duur van het verblijf is niet doorslaggevend voor de vraag of een verblijf voldoende duurzaam is om te worden aangemerkt als “wonen”. Van belang zijn ook de andere omstandigheden van het geval, waaronder hier het feit dat de huurders toeristen waren met een hoofdverblijf elders, die slechts een kortdurend recreatief verblijf hielden in de appartementen, dat hen het leveren van beddengoed en de schoonmaak uit handen werd genomen, en dat zij – gelet op het ontbreken van een inschrijving in de Basisadministratie personen en hun verklaringen tegen de toezichthouders – niet de bedoeling hadden zich voor langere of kortere duur ter plaatse te vestigen. Gelet op de korte duur van het verblijf en deze overige omstandigheden meent de Afdeling dat het gebruik dat van de appartementen werd gemaakt niet voldoende duurzaam is om te kunnen worden aangemerkt als “wonen”.
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Monique