In de uitspraak van de AbRvS van 1 oktober 2014, nr 201400206/1/A4 wordt de vraag behandeld of het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda terecht in beslissing op bezwaar alleen het primaire besluit hebben herroepen en geen nieuw besluit in de plaats hebben gesteld.
Uit artikel 7:11 van de Awb volgt dat, indien het bestuursorgaan na heroverweging tot de conclusie komt dat het aangevochten besluit niet in stand kan blijven, het bestuursorgaan, behoudens in het geval waarin enkele herroeping van dat besluit voldoende is, voor het onjuist bevonden besluit een nieuw besluit in de plaats stelt. Niet kan worden volstaan met het in het vooruitzicht stellen van een nieuw besluit. Dit is slechts anders indien het nemen van een vervangend besluit nog niet mogelijk is, omdat alsnog een wettelijk voorgeschreven procedure dient te worden doorlopen die enige tijd in beslag neemt.
In dit geval kon nog geen nieuw besluit worden genomen, omdat nog een bestemmingsplan in voorbereiding was. De AbRvS is van mening dat het college met het nemen van een nieuw besluit kon wachten op de afronding van de bestemmingsplanprocedure. De beslissing op bezwaar was niet in strijd met artikel 7:11 van de Awb. Wel merkt de AbRvS op dat deze wijze van besluitvorming brengt enige onzekerheid over de uiteindelijke beslissing op het gemaakte bezwaar met zich mee. De AbRvS is van mening dat gelet op de hiervoor weergegeven omstandigheden dit niet in strijd is met het rechtszekerheidsbeginsel.