Skip to main content

Kostenverhaal Chemie-Pack Moerdijk

Op 5 en 6 januari 2011 heeft zoals bekend een grote brand gewoed bij Chemie-Pack in Moerdijk. Bij het blussen van die brand zijn voor het milieu gevaarlijke stoffen vrijgekomen. Deze stoffen zijn, vermengd met bluswater, in de bodem en het grondwater terechtgekomen. Daarnaast zijn op het terrein van Chemie-Pack en de naastgelegen bedrijfsterreinen eveneens door de brand verontreinigde materialen en goederen achtergebleven. Een en ander heeft ertoe geleid dat het college van burgemeester en wethouders van Moerdijk aan een aantal aan Chemie-Pack gerelateerde rechtspersonen lasten onder bestuursdwang heeft opgelegd vanwege overtreding van art. 17.1 Wet milieubeheer en art. 13 Wet bodembescherming. De kosten voor de effectuering van deze bestuursdwang zijn door het college vastgesteld op in totaal € 1.789.272,14. Over het besluit tot invordering van deze kosten gaan de uitspraken van de AbRvS d.d. 1 oktober 2014, nrs. 201403305/1/A4 en 201402072/1/A4. Deze uitspraken zijn natuurlijk alleen al noemenswaardig vanwege het feit dat de brand in Moerdijk sowieso veel in de publiciteit is. Maar daarnaast geeft de uitspraak ook een aardig beeld van kosten die zoal kunnen worden ingevorderd vanwege de effectuering van bestuursdwang.

Op grond van art. 5:25, lid 1 Awb geschiedt de toepassing van bestuursdwang op kosten van de overtreder, tenzij de kosten redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoren te komen. Tot de kosten van bestuursdwang behoren op grond van art. 5:25, lid 3 Awb de kosten van voorbereiding van bestuursdwang, voor zover deze zijn gemaakt na het verstrijken van de termijn waarbinnen de last had moeten worden uitgevoerd.

Uit de uitspraak blijkt dat het college niet alleen kosten heeft ingevorderd die echt zien op het verwijderen van verontreinigd hemelwater, maar bijvoorbeeld ook voor het verwijderen van een sludgelaag op het terrein van Chemie-Pack, het plaatsen van opslagsystemen, het onderzoek naar een waterzuiveringsinstallatie en de verwerking van grond. De Afdeling oordeelt dat ook al deze kosten konden worden verhaald. Datzelfde geldt voor de kosten voor het verwijderen van vloeren,  het slopen van bouwwerken, het schoonmaken van bedrijfshallen en het (laten) verbranden van bouw- en sloopafval. Al deze kosten moesten worden gemaakt om de overtredingen van de Wet milieubeheer en de Wet bodembescherming ongedaan te maken.

Maar ook kosten die niet zozeer zien op de feitelijke werkzaamheden konden volgens de Afdeling worden ingevorderd. Het gaat dan onder meer om kosten voor het aanbesteden, kosten voor voorbereidende werkzaamheden op het gebied van inkoopbegeleiding en aanbesteding en advocaatkosten.

Op een bedrag van € 19.145,12 na concludeert de AbRvS dat het bedrag van € 1.789.272,14 op de overtreders kon worden verhaald.

Overigens zijn er in verband met de brand en de verontreinigende gevolgen van het blussen daarvan niet alleen lasten onder bestuursdwang opgelegd door het college van de gemeente Moerdijk, maar ook door het Waterschap Brabantse Delta (in verband met overtreding van art. 6.2 Waterwet) en door de Minister van I+M (in verband met overtreding van art. 6.2 en 6.8 Waterwet). Ook door die bestuursorganen zijn de kosten van toepassing van bestuursdwang ingevorderd, hetgeen eerder leidde tot de uitspraken van de AbRvS d.d. 22 januari 2014 (nrs. 201207473/1/A4 en 201207582/1/A4) en AbRvS d.d. 19 februari 2014 (nr. 201303117/1/A4). Die uitspraken bevatten ook interessante overwegingen over het zgn. functionele daderschap. De AbRvS oordeelde dat de overtredingen niet alleen zijn toe te rekenen aan het bedrijf ten aanzien waarvan de bluswerkzaamheden zijn verricht, maar ook ten aanzien van de zustervennootschap van dat bedrijf en ten aanzien van de holdingmaatschappij. Deze uitspraken zijn met interessante annotaties gepubliceerd in (onder andere) AB 2014, nrs. 144, 145 en 193.