Skip to main content

Wanneer is sprake van gerechtvaardigd vertrouwen?

In de uitspraak van de AbRvS van 4 november 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3346 herhaalt de Afdeling haar lijn met betrekking tot het vertrouwensbeginsel, weinig nieuws dus maar wel goed om nog eens onder de aandacht te brengen.

Het college van Rotterdam heeft in 2009 een bepaalde locatie aangewezen als preferente ontwikkellocatie voor toekomstige feestzalen in Rotterdam. In februari 2011 heeft de ontwikkelaar van de locatie, Tashray, haar plannen voor een feestzaal en vergaderfaciliteiten aan de Noorderkanaalweg 18 gepresenteerd aan het college. Het college heeft tijdens die presentatie positief gereageerd op de plannen en heeft Tashray medewerking toegezegd, indien overeenstemming zou worden bereikt over de grondprijs.

Vervolgens is door Tashray een omgevingsvergunning aangevraagd voor de bouw van een feestzaal en vergaderfaciliteiten op deze locatie. Bij brief van 13 september 2011 heeft de politie Rotterdam-Rijnmond haar oorspronkelijke positieve advies voor deze locatie als feestzaallocatie ingetrokken en een negatief advies gegeven. Bij besluit van 18 december 2012 heeft het college naar aanleiding van het negatieve politie-advies de omgevingsvergunning voor het project “partycentrum Noorderkanaalweg” geweigerd.

Tashray beroept zich in de daarop volgende procedure op het vertrouwensbeginsel. De Afdeling overweegt dat het college met de aanwijzing in 2009 als preferente ontwikkellocatie geen gerechtvaardigd vertrouwen heeft gewekt dat de omgevingsvergunning zonder meer zou worden verleend. Het feit dat over het indienen van een aanvraag meer dan eens contact is geweest met het college, maakt deze conclusie niet anders. De Afdeling herhaalt vervolgens de vaste lijn in de jurisprudentie. De Afdeling wijst op een oudere uitspraak (AbRvS 5 maart 2014 in zaak nr. 201306614/1/A1) en stelt dat voor het oordeel dat gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt niet voldoende is dat uit uitlatingen van het bevoegd gezag een in beginsel positieve houding over het voorgenomen project blijkt. De definitieve beslissing over de verlening van de omgevingsvergunning vindt pas plaats bij het besluit op de aanvraag. Die beslissing is afhankelijk van alle in het verdere verloop van de procedure naar voren gekomen feiten en omstandigheden – waaronder begrepen de mogelijke belangen van derden – en kan anders uitvallen dan het bevoegd gezag in eerste instantie heeft ingeschat.

Voor meer informatie over deze uitspraak kunt u contact opnemen met Janike