Een korte signalering waardig is de uitspraak van de AbRvS van 14 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2448 waarin het college van Bronckhorst een besluit tot het verlenen van een vrijstelling ex artikel 19 lid 2 WRO en een bouwvergunning voor de bouw van 10 woningen gedeeltelijk wil intrekken. Het besluit is ingetrokken voor de bouw van 7 woningen omdat niet tijdig met bouw van deze woning is begonnen en geen concreet zicht op realisatie bestaat. Appellante stelt dat alle woningen waarvoor een vergunning is verleend in ruimtelijk en stedenbouwkundig op zicht onlosmakelijk met elkaar samenhangen, zodat het college niet bevoegd was om het besluit gedeeltelijk in te trekken.
De Afdeling is van mening dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat de bevoegdheid tot het gedeeltelijk intrekken van de bouwvergunning en vrijstelling bestaat wanneer van een deel daarvan gedurende de termijn als bedoeld in artikel 2.33, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wabo geen gebruik is gemaakt. De Afdeling verwijst in dit verband naar haar uitspraak van 21 januari 2015, onder 4.1, ECLI:NL:RVS:2015:124. Doorslaggevend volgens de Afdeling is de vraag of de woningen bouwkundig en functioneel van elkaar kunnen worden onderscheiden. Als dat het geval is, mag een besluit ook gedeeltelijk worden ingetrokken. In deze casus is daarvan sprake. De woningen kunnen elk als een zelfstandige woning functioneren en zullen zo ook worden gebruikt. De door appellante bedoelde ruimtelijke samenhang kan niet tot een ander oordeel leiden. Wel kan de ruimtelijke samenhang een rol spelen bij de vraag of het college in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik mocht maken
Voor meer informatie over deze uitspraak kunt u contact opnemen met Janike