Vooroverleg provincie in strijd met verplichting vooroverleg uit artikel 3.1.1 lid 1 Bro
De gemeenteraad van Bergen heeft een bestemmingsplan vastgesteld voor een verplaatsing van een Aldi supermarkt met daarboven 12 appartementen en daarachter 24 grondgebonden woningen. De huidige Aldi is volgens de raad ongunstig voor de leefbaarheid en de ruimtelijke kwaliteit in de kern, met de verplaatsing beoogt de raad het autoverkeer in de kern van Bergen te verminderen. Daarnaast biedt de nieuwe locatie ruimte voor een moderne en grotere Aldi ter vervanging van de huidige vestiging, die de kleinste van Nederland is.
GS komen tegen het plan in beroep. Allereerst omdat geen vooroverleg met het provinciebestuur is gevoerd. Daarnaast voorziet het plan volgens GS ten onrechte in een grote supermarkt en nieuwe woningen buiten bestaand stedelijk gebied. Hier worden alleen de overwegingen met betrekking tot het schenden van de overlegverplichting samengevat, maar de uitspraak is ook ten aanzien van de overige overwegingen lezenswaardig (ECLI:NL:RVS:2022:961).
GS betogen dat het gemeentebestuur in strijd met artikel 3.1.1, eerste lid, van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro) geen vooroverleg met het provinciebestuur heeft gevoerd. Overleg heeft plaatsgevonden aan de hand van een globale schets van het plan, zonder (voor)ontwerp bestemmingsplan. Verder is pas enkele dagen voor de ter inzage legging van het ontwerp bestemmingsplan meegedeeld dat het plan naast een supermarkt ook 36 woningen mogelijk zou maken. Daarbij zou druk zijn uitgevoerd om met het plan akkoord te gaan omdat het verschuiven van de terinzagelegging er toe zou leiden dat het plan onder de nieuwe Omgevingsverordening Noord-Holland 2020 zou vallen, waarmee het plan in strijd is.
Hoewel de raad niet is gebonden aan het standpunt van het provinciebestuur in het kader van vooroverleg, moet het gemeentebestuur de procedure wel zo vorm te geven dat de vooroverlegreactie van de provincie van reële betekenis kan zijn in de besluitvorming. Dat is in dit geval niet het geval geweest. Enerzijds door de beperkte informatievoorziening en anderzijds gelet op de korte termijn die het provinciebestuur is gegund om een reactie te geven op de plannen. Het plan is derhalve vastgesteld in strijd met de verplichting tot vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid, van het Bro. Het betoog slaagt.
Voor meer informatie over deze uitspraak kunt u contact opnemen met Janike