In de uitspraak van de AbRvS van 10 september 2014 (nr. 201208940/1/R3) kan ZLTO zich niet verenigen met in het bestemmingsplan opgenomen afstanden die in acht moeten worden genomen bij een vergroting van het bouwvlak van veehouderijen. Onder meer wordt aangevoerd dat het Rijk, noch het provinciebestuur een aan te houden afstand tussen intensieve veehouderijen en woningen voorschrijft.
De raad stelt dat hij streeft naar het realiseren van een gezonde en evenwichtige leef-, woon- en werkomgeving. De raad heeft gekozen voor een terughoudende opstelling ten opzichte van schaalvergroting van agrarische bedrijven, gelet op het grote aantal intensieve veehouderijen in de gemeente en de maatschappelijke onrust over de gezondheidsrisico’s vanwege die intensieve veehouderijen. Om de gezondheidsrisico’s te beperken, heeft de raad de betreffende afstanden gehanteerd. De raad verwijst ook naar een GGD-advies. Hierin zijn onder meer de infectierisico’s van veehouderijen vanwege biologische agentia, zoönosen en antibioticaresistentie bezien. Uit onderzoek blijkt dat op 250 meter rondom intensieve veehouderijen nog verhoging van endotoxinen zijn gemeten. Blootstelling daaraan kan leiden tot ademklachten en griepachtige verschijnselen. Wegens het ontbreken van een beoordelingskader om de effecten op de gezondheid te kwantificeren en in afwachting van een advies van de Gezondheidsraad, wordt geadviseerd om bij nieuwvestiging van intensieve veehouderijen dan wel ontwikkeling van nieuwe woonwijken een afstand van 250 meter in acht te nemen. Het advies daarbij is om onder meer binnen een afstand van 250 tot 1.000 meter tussen een intensieve veehouderij en een woonkern of lintbebouwing een aanvullende gezondheidskundige risicobeoordeling uit te voeren.
De AbRvS overweegt allereerst in algemene zin dat aspecten van volksgezondheid, zoals de mogelijke besmetting van dierziekten vanwege nabijgelegen agrarische bedrijven, een bij de vaststelling van een bestemmingsplan mee te wegen belang is (zie de uitspraak van 9 februari 2011, nr. 200907470/1/R3). De bestrijding van besmettelijke dierziekten vindt echter zijn regeling primair in andere regelgeving. Ook kunnen aan te verlenen omgevingsvergunningen voorschriften worden verbonden om de gevolgen voor de volksgezondheid te voorkomen dan wel te beperken.
Dat het Rijk, noch het provinciebestuur ten tijde van het nemen van het bestreden besluit een afstandsmaat had vastgesteld of aanbevolen die moet of zou kunnen worden aangehouden tussen intensieve veehouderijen en woningen, laat de bevoegdheid van de raad om in een bestemmingsplan een regeling op te nemen ter behartiging van ruimtelijk relevante belangen, bijvoorbeeld door het hanteren van een afstand tussen bepaalde functies, onverlet, mits hieraan een voldoende draagkrachtige motivering ten grondslag ligt.
Uit het aan het plan ten grondslag liggende GGD-advies volgt evenwel niet dat een uitbreiding van een intensieve veehouderij vanuit het oogpunt van volksgezondheid moet worden verboden binnen een bepaalde afstand tot een woning. De keuze van de raad om bij gebreke van algemeen aanvaarde wetenschappelijke inzichten over de gezondheidsrisico’s van intensieve veehouderijen uit te gaan van maximale afstanden die in het GGD-advies worden genoemd, acht de AbRvS onvoldoende draagkrachtig gemotiveerd. Dat binnen de gemeente een groot aantal intensieve veehouderijen is gevestigd en dat maatschappelijke onrust is ontstaan over de gevolgen daarvan voor de volksgezondheid, biedt op zichzelf onvoldoende grond voor de in het voorliggende plan neergelegde vergaande beperking van intensieve veehouderijen. Deze beperking leidt ertoe dat op geen enkele locatie binnen de opgenomen milieuzones, ook in niet in de situatie waarin sprake is van een duurzame locatie, nog uitbreiding mogelijk is. Daarbij wordt door de AbRvS in aanmerking genomen dat het vergroten van het bouwvlak een mogelijkheid kan bieden voor een verbetering van de bedrijfsvoering en daarmee voor een terugdringen van de milieubelasting van het bedrijf voor de omgeving.