Verschoonbare termijnoverschrijding bij te laat ingediend beroepschrift
Deze zaak gaat over een schadebesluit van het Instituut Mijnbouwschade Groningen. In de beslissing op bezwaar is aan appellant een hogere vergoeding toegekend dan in het primaire besluit. Bij de ontvangst van de beslissing op bezwaar gaat het echter mis. De beslissing op bezwaar van 3 februari 2021 is aangetekend aan appellant verzonden. De aangetekende brief is echter onbezorgd geretourneerd aan het Instituut. Naar aanleiding van een ingebrekestelling wegens niet tijdig beslissen raakt appellant op de hoogte van de beslissing op bezwaar. Uiteindelijk ontvangt hij deze beslissing op bezwaar op 23 maart 2021. Op 19 april 2021 dient hij een beroepschrift in bij de rechtbank. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk, omdat het na de wettelijke termijn is ingesteld. De Afdeling zet een streep door de uitspraak van de rechtbank.
De Afdeling overweegt dat appellant, die zich niet liet bijstaan door een rechtsbijstandverlener, in de veronderstelling verkeerde dat hij na de ontvangst van de e-mail van 23 maart 2021 een termijn van zes weken had om tegen het besluit beroep bij de rechtbank in te stellen. Deze termijn is ook vermeld in het besluit op bezwaar. Volgens de Afdeling wist appellant niet en hoefde hij ook niet te weten dat deze termijn bij de hernieuwde verzending van het besluit op bezwaar inmiddels verstreken was. De Afdeling ziet in de omstandigheden van dit geval aanleiding om het ingestelde beroep als niet verwijtbaar te laat aan te merken. AbRvS 11 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:84
Voor meer informatie over deze uitspraak kunt u contact opnemen met Ineke