Verplichting om aanvraag natuurvergunning te betrekken bij instandlating omgevingsvergunning
11 december 2020
B&W van Aalten hebben aan de maatschap een omgevingsvergunning voor de activiteiten bouwen en milieu verleend ten behoeve van een uitbreiding en wijziging van een varkenshouderij.
De rechtbank heeft overwogen dat de omgevingsvergunning in dit geval niet had mogen worden verleend zonder dat GS van Gelderland hebben verklaard dat zij daartegen geen bedenkingen hebben in verband met de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden. (Oftewel, de omgevingsvergunning was onvolledig wegens het ontbreken van een natura 2000-activiteit.) B&W Aalten en de maatschap zijn het hier niet mee eens. De maatschap brengt naar voren dat zij naar aanleiding van de PAS-uitspraak alsnog op 6 juni 2019 een aanvraag om een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming bij GS Gelderland heeft ingediend, zodat een verklaring van geen bedenkingen ten tijde van de aangevallen uitspraak niet meer nodig was.
Met dat laatste is de Afdeling het op zich eens; het aan de omgevingsvergunning klevende gebrek hoeft niet meer hersteld te worden. De rechtbank had volgens de Afdeling moeten beoordelen of de rechtsgevolgen van de te vernietigen omgevingsvergunning in stand konden worden gelaten; de aanvraag om een natuurvergunning was al ingediend voor de behandeling ter zitting van de rechtbank. De Afdeling verricht die beoordeling nu zelf en komt na bespreking van de verdere beroepsgronden tot de conclusie dat de rechtsgevolgen van de omgevingsvergunning in stand kunnen blijven. AbRvS 9 december 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2935.
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Rob