Het afbakenen van de activiteiten op een spoorwegemplacement (inrichtingenbegrip)
11 december 2020
In de uitspraak van de ABRvS van 9 december 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:2933) gaat het om de vraag in hoeverre treinbewegingen gereguleerd mogen worden in een voor een spoorwegemplacement te verlenen omgevingsvergunning milieu. Oftewel, welke treinbewegingen maken onderdeel uit van de inrichting? Onder verwijzing naar een uitspraak uit 2014 (ECI:NL:RVS:2014:386) oordeelt de ABRvS dat alleen treinbewegingen die verband houden met het in werking zijn van het emplacement, onderdeel van de inrichting zijn. Het doorgaande treinverkeer behoort daarom niet tot de inrichting. Ook activiteiten zoals het ‘kopmaken’ van treinen (d.w.z. het gereedmaken van een trein om in de andere rijrichting te rijden) horen bij het doorgaande verkeer. Over het vervoer van gevaarlijke stoffen hadden burgemeester en wethouders in de vergunning bepaald dat bij een verblijf van een trein met gevaarlijke stoffen langer dan vier uren – bedoeld of onbedoeld –, sprake is van een activiteit die aan de inrichting moet worden toegerekend. De ABRvS kan zich in deze urennorm vinden. Ook mochten burgemeester en wethouders in de voorschriften bepalen dat wagons voor het vervoer van gevaarlijke stoffen alleen langer dan vier uren in de inrichting mogen verblijven als zij aantoonbaar leeg en gereinigd zijn.
Voor meer informatie over deze uitspraak kunt u contact opnemen met Jan