Skip to main content

Bezwaren tegen een natuurbegraafplaats

11 december 2020

In de uitspraak van de AbRvS van 9 december 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2913 gaat het om bezwaren die worden ingebracht tegen de komst van een natuurbegraafplaats op Landgoed Huis ter Heide. Het betreffende plangebied heeft een omvang van 35,75 hectare en wordt gekenmerkt door diverse naaldhoutopstanden en een centraal perceel met zomereiken. Alle bezwaren worden door de Afdeling verworpen. Hierna volgt een samenvatting van aantal interessante overwegingen.

De Afdeling oordeelt dat de beoogde omvorming van het huidige productiebos naar mozaïekbeheer waarbij naast bossen ook heischraal grasland en droge heide worden gerealiseerd past binnen het natuurbeheertype dat op grond van het Provinciaal Natuurbeleidsplan op het plangebied rust.

Over de stelling van de Stichting dat door het plan onherstelbare schade aan de bodem zal optreden, overweegt de Afdeling dat in de Natuurtoets verslag is gedaan van onderzoek naar de gevolgen van het plan voor mogelijke bosbodemverstoring. Daar wordt uiteengezet dat en in hoeverre bij het delven en weer sluiten van de graven rekening wordt gehouden met de huidige bosbodemopbouw. De conclusie in de Natuurtoets is dat door het snel terugbrengen van de grond in zijn oorspronkelijke positie geen effect is te verwachten op het aanwezige bodemleven.

Ook volgt de Afdeling appellante niet in haar stelling dat de raad een misleidende voorstelling van zaken geeft door het bosoppervlak voor natuurgraven te maximeren tot een gemiddelde van 10%. Volgens de planregels heeft de maximering van 10% gemiddeld betrekking op het oppervlak van de gronden met de aanduiding voor natuurgraven. In het inrichtings- en beheerplan staat dat het oppervlak daarvan 32,6 ha is en dan dus maximaal 3,26 ha mag worden gebruikt voor natuurgraven. Uit de omstandigheid dat in de praktijk niet alle gronden kunnen worden gebruikt als begraafplaats volgt niet dat daardoor een onvolledig of vertekenend beeld is ontstaan over de grafdichtheid ter plaatse.

De raad heeft zich voorts, onder verwijzing naar de Natuurtoets terecht op het standpunt gesteld dat de kans op een noemenswaardig effect op flora en vegetatie door uitspoeling van nutriënten als vrijwel verwaarloosbaar is te beschouwen, zeker nu – zoals is vastgelegd in het werkprotocol – buiten de kroonprojectie zal worden begraven. In de plantoelichting staat dat het plangebied wordt ingericht conform de Wet op de lijkbezorging, het Besluit op de lijkbezorging en de Inspectierichtlijn Lijkbezorging. Binnen deze regelingen zijn voorschriften en adviezen opgenomen ten aanzien van milieuhygiënische aspecten. In de plantoelichting wordt erop gewezen dat in het Besluit op de lijkbezorging onder meer is opgenomen dat bij het begraven geen gebruik mag worden gemaakt van kunststof- of metalen omhulsels.

De Afdeling stelt, tot slot vast dat een verhoging van de grondwaterstand ter plaatse niet is te verwachten.

Voor meer informatie over deze uitspraak kunt u contact opnemen met Susan