19 februari 2021
De Afdeling heeft al vaker overwogen dat een eenmaal verstreken begunstigingstermijn niet kan worden verlengd. Maar wat nu als tijdig voor afloop van de begunstigingstermijn wordt verzocht om verlenging van de begunstigingstermijn en hangende de besluitvorming op dat verzoek de begunstigingstermijn verstrijkt? Die vraag was aan de orde in de uitspraak van de Afdeling van 17 februari 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:326).
De rechtbank was streng in de zaak waarvan hoger beroep is ingesteld. De rechtbank overwoog onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling in ECLI:NL:RVS:2014:3803, dat een eenmaal verstreken begunstigingstermijn niet meer kan worden verlengd door het bestuursorgaan. Op het moment dat de begunstigingstermijn (hangende de behandeling van het verlengingsverzoek) verstreek, was het bevoegd gezag niet langer bevoegd tot verlening van de begunstigingstermijn, aldus de rechtbank.
De Afdeling denkt hier anders over. De Afdeling stelt vast dat de begunstigingstermijn op het moment van indiening van het verzoek nog niet was verstreken. Het verzoek was vijf dagen voor het einde van de begunstigingstermijn ingediend. De Afdeling oordeelt dat het indiener van het verzoek tot verlenging niet kan worden aangerekend dat het bevoegd gezag niet vóór het verstrijken van de begunstigingstermijn op dit verzoek heeft beslist. Het enkele feit dat de begunstigingstermijn op enig moment na het verzoek was verstreken, was dan ook geen grond om de begunstigingstermijn te verlengen. Dat kon appellant echter in dit geval niet baten, nu er een andere reden was voor afwijzen van het verzoek.
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Monique