Skip to main content

Verjaring bevoegdheid invordering dwangsommen

In de omgevingsflits zijn de afgelopen periode al meerdere uitspraken besproken die zien op de verjaring van de bevoegdheid om verbeurde dwangsommen in te vorderen. Daarbij hebben wij er al vaker voor gewaarschuwd dat het stuiten van die verjaring alleen kan geschieden op de wijzen, die zijn geregeld in de artikelen 4:105 en 4:106 Awb.

Tegen deze achtergrond is de uitspraak AbRvS 18 november 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3521, noemenswaardig.

De uitspraak ziet op een last onder dwangsom die is opgelegd voor het in afwijking van de omgevingsvergunning bouwen van een dakopbouw. Nadat dit besluit was genomen, en nadat er ook al dwangsommen waren verbeurd, had de overtreder een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning. Dit met als doel de overtreding alsnog te legaliseren.

Het college schreef de overtreder een brief, waarin werd medegedeeld dat er inmiddels dwangsommen waren verbeurd, maar dat de invordering hiervan werd opgeschort, totdat duidelijk zou zijn geworden of legalisering daadwerkelijk mogelijk is.

Uiteindelijk komt in een procedure bij de Afdeling, op initiatief van degene die om handhaving had verzocht, de vraag op of de verbeurde dwangsommen nog moeten en kunnen worden ingevorderd. Daarbij rijst ook de vraag of met de brief, waarin is aangegeven dat de invordering wordt opgeschort, de verjaring is gestuit.

De Afdeling is daar helder over: de enkele mededeling dat de invordering wordt opgeschort, is geen stuiting van de verjaring overeenkomstig de wet, noch een verlenging van de verjaringstermijn. Het zijn dus geen stuitingshandelingen als bedoeld in artikel 4:105 en 4:106, respectievelijk 4:94 en 4:111 Awb. Het college was dan ook niet (meer) bevoegd om de verbeurde dwangsommen in te vorderen.

Voor meer informatie over deze uitspraak kunt u contact opnemen met Monique