Een interessante uitspraak van de AbRvS van 21 oktober 2015, nr. 201410473/1/A4 waarin de Afdeling de lijnen met betrekking tot de vergunning van rechtswege na een eerdere vernietiging van een besluit aanscherpt. Kort en duidelijk volgt uit de uitspraak dat na een vernietiging door een rechter, geen vergunning van rechtswege ontstaat indien na vernietiging niet tijdig op de aanvraag wordt besloten. Gelet op het belang van deze uitspraak, is de samenvatting iets langer dan u van ons gewend bent.
Het college heeft op 17 januari een omgevingsvergunning verleend voor het legaliseren van meerdere bijgebouwen bij zijn woning bestaande uit een berging (28,37 m2), een loods (71,33 m2) en een garage (31,95 m2). De vergunning is met de reguliere procedure is voorbereid. In bezwaar is verzocht om rechtstreeks beroep, waarmee het college heeft ingestemd. Er is dus geen beslissing op bezwaar gewezen. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. De Afdeling heeft het hoger beroep gegrond verklaard en het primair besluit vernietigd, zie AbRvS 24 september 2014 nr. 201310930/1/A4, en heeft bepaald dat tegen het te nemen nieuwe besluit slechts bij de Afdeling beroep kan worden ingesteld. Bij brief van 24 november 2014 heeft het college aan vergunninghouder meegedeeld dat aan hem van rechtswege een omgevingsvergunning is verleend. Hiertegen is beroep ingesteld bij de Raad van State.
Het college gaat er van uit dat op grond van artikel 4:20b, eerste lid, van de Awb van rechtswege een omgevingsvergunning is verleend nu het college na de vernietiging door de Afdeling van het besluit van 17 januari 2013 niet binnen de in artikel 3.9, eerste lid, van de Wabo genoemde termijn een besluit op de aanvraag om een omgevingsvergunning heeft genomen en het de termijn voor het nemen van een beslissing niet heeft verlengd.
De Afdeling begint de overweging met de constatering dat het college er terecht van uit gaat dat de reguliere voorbereidingsprocedure van toepassing was en dat na vernietiging, als termijn voor het nemen van een nieuw besluit op de aanvraag, de termijn gold die van toepassing is op de primaire besluitvorming, zie AbRvS 23 februari 2005, nr. 200404709/1. Het college diende daarom binnen acht weken na de dag van de verzending van de uitspraak van 24 september 2014, dus uiterlijk op 19 november 2014, een besluit te nemen op de aanvraag om de omgevingsvergunning. Vaststaat dat het college geen besluit op de aanvraag heeft genomen.
Dan vervolgt de kernoverweging, die vanwege de leesbaarheid hier vrijwel woordelijk is vermeld. De Afdeling constateert dat deze termijnoverschrijding niet betekent dat van rechtswege een vergunning is verleend. Verwezen wordt naar de memorie van toelichting bij paragraaf 4.1.3.3 van de Awb ‘Positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen’, waaruit volgt dat het niet nakomen van de verplichting om een nieuw besluit te nemen nadat de bestuursrechter een besluit heeft vernietigd niet overeenkomstig paragraaf 4.1.3.3 leidt tot een van rechtswege verleend besluit (Kamerstukken II 2007/08, 31 579, nr. 3, blz. 51 en 52). In de memorie van toelichting wordt in dit verband verwezen naar de uitspraak van 23 februari 2005 in zaak nr. 200404709/1. In deze uitspraak is, net als in de uitspraak van 2 maart 2011 in zaak nr. 201005352/1/R2, er vanuit gegaan dat het niet nakomen door het college van gedeputeerde staten van de verplichting om tijdig een nieuw goedkeuringsbesluit te nemen als bedoeld in artikel 28, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening na de vernietiging van een eerder besluit door de Afdeling, niet overeenkomstig artikel 10:31, vierde lid, van de Awb (oud) leidt tot een goedkeuring van rechtswege na het verstrijken van de termijn. De wetgever heeft door in de memorie van toelichting bij paragraaf 4.1.3.3 van de Awb te verwijzen naar de uitspraak van 23 februari 2005 nadrukkelijk beoogd dat het in de jurisprudentie van de Afdeling gehanteerde uitgangspunt ook geldt wanneer de vraag aan de orde is of op grond van artikel 4.20b, eerste lid, van de Awb, van rechtswege een omgevingsvergunning is verleend.
Om die reden komt de Afdeling tot de conclusie dat door tijdsverloop nadat een vergunning door een bestuursrechter is vernietigd, geen vergunning van rechtswege is verleend. Dit betekent dat er geen besluit is als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb waartegen ingevolge artikel 8:1 van de Awb beroep kan worden ingesteld. Mijns inziens een belangrijke uitspraak voor de praktijk.
Voor meer informatie over deze uitspraak kunt u contact opnemen met Janike