16 juli 2021
Het Verdrag van Aarhus blijft voorlopig nog wel even voor rechtspraak zorgen. Want wat bijvoorbeeld te doen met partijen die in het verleden niet ontvankelijk zijn verklaard, terwijl dat door toepassing van het Verdrag van Aarhus mogelijk achterwege was gebleven? Een van deze partijen, van wie een beroepschrift niet ontvankelijk was verklaard omdat er geen zienswijzen tegen een ontwerpplan naar voren zijn gebracht, heeft verzocht om herziening van de uitspraak. De Afdeling oordeelt in de uitspraak van 12 juli 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1484 als volgt.
Bij de beoordeling van een herzieningsverzoek is uitsluitend van belang of feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 8:119, eerste lid, van de Awb zijn gesteld. Bij de beslissing op een verzoek om herziening wordt slechts rekening gehouden met nader gebleken feiten of omstandigheden die hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak waarvan herziening wordt verzocht en die de verzoeker in de procedure die heeft geleid tot die uitspraak niet naar voren heeft kunnen brengen. Daarbij geldt dat, wil een verzoek om herziening voor toewijzing in aanmerking komen, aan de in artikel 8:119, eerste lid, onder a, b en c van de Awb genoemde criteria dient te worden voldaan. Deze criteria zijn cumulatief.
De Afdeling stelt dat een arrest van het Hof van Justitie geen novum is op grond waarvan een uitspraak kan worden herzien (en verwijst naar oudere rechtspraak, waaronder de uitspraken 7 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:716, 17 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1209). De reden volgt uit een arrest van het Hof van Justitie: om de stabiliteit van het recht en van de rechtsbetrekkingen als een goede rechtspleging te garanderen, is het van belang dat rechterlijke beslissingen die definitief zijn geworden nadat de beschikbare beroepsmogelijkheden zijn uitgeput of nadat de beroepstermijnen zijn verstreken, niet meer opnieuw aan de orde kunnen worden gesteld.
Voor meer informatie over de uitspraak kunt u contact opnemen met Janike