16 juli 2021
Soms is het onderscheid tussen een hoofd- en bijgebouw een razend ingewikkelde puzzel. In de uitspraak van de Afdeling van 14 juli 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1527 gaat het mis bij een omgevingsvergunning voor het realiseren van vier oefenruimtes voor theatergezelschappen aan de Bloemsingel te Groningen. Het bouwplan omvat een gemeentelijk monument en tegen het besluit heeft Erfgoedvereniging Bond Heemschut gronden naar voren gebracht.
Voor de 4 theatergezelschappen zijn vier zelfstandige en afzonderlijke gebouwen, met elk een eigen adres en voordeur vergund. Een gedeelte van het bouwplan overschrijdt het bouwvlak, de bouwhoogte en de korrelgrootte zijn eveneens in strijd met het bestemmingsplan “Ebbingekwartier”. Daarvoor is een afwijking als bedoeld in art. 4 lid 1 bijlage II Bor verleend en dus moet er dan een hoofdgebouw aanwezig zijn. De vraag is welke gebouw het hoofdgebouw moet zijn. Volgens het college ziet het bouwplan op een viertal hoofdgebouwen, die elk op een eigen perceel worden gerealiseerd. De rechtbank heeft overwogen dat de vier oefenruimtes bijbehorende bouwwerken zijn en mist een hoofdgebouw.
De Afdeling vat de rechtspraak nog eens samen. De toepassing van artikel 4, aanhef en onderdeel 1, van bijlage II van het Bor staat niet in de weg dat een nieuw hoofdgebouw wordt opgericht, mits aan het vereiste dat sprake is van een bijbehorend bouwwerk als bedoeld in artikel 1 van bijlage II van het Bor, wordt voldaan. Dat is het geval, als het gaat om een uitbreiding van een hoofdgebouw en het hoofdgebouw als zodanig op grond van het bestemmingsplan is toegestaan. De gebouwen die zijn gelegen in het bestemmingsplan “Ebbingekwartier” zijn in overeenstemming met de bestemming en kunnen worden aangemerkt als hoofdgebouw. Welk gebouw dan het hoofdgebouw is, meldt de Afdeling niet.
Voor meer informatie over de uitspraak kunt u contact opnemen met Janike