In de uitspraak van de AbRvS van 8 juli 2015, nr. 201407628/1/A1 staan twee handhavingsbesluiten ten aanzien van een lichtreclamebak ter discussie. Wat speelde er?
Aan appellant was omgevingsvergunning verleend ter uitbreiding van zijn bovenwoning. Op de bij die vergunning behorende bouwtekening was ook de lichtbak in kwestie ingetekend. De lichtbak werd tijdens verbouwing verwijderd en bestond aanvankelijk uit TL-verlichting. Na de verbouwing werd de lichtbak teruggeplaatst, zij het in de vorm van een led-scherm. Het scherm bevindt zich op het dak van het pand en is gericht naar het dichtbij gelegen treinspoor.
Naar aanleiding van een melding van ProRail besloot het bevoegd gezag (conform de wettelijke vereisten) spoedeisende bestuursdwang toe te passen en de lichtreclame onmiddellijk uit te schakelen. De verlichting zou hinderlijk zijn voor treinmachinisten. Zij zagen het scherm graag verwijderd. Het college baseerde de spoedeisende bestuursdwang op overtreding van de APV, op grond waarvan het, kort gezegd, verboden is handelsreclame te maken waardoor het verkeer in gevaar gebracht wordt of ernstige hinder voor de omgeving ontstaat.
Het bezwaar van appellant werd niet-ontvankelijk verklaard en het beroep ongegrond. De rechtbank kwam tot dit oordeel door zelf in de zaak te voorzien. Ten onrechte, aldus de Afdeling. Het bevoegd gezag volstond in de beslissing op bezwaar namelijk met een niet-ontvankelijkverklaring zonder nader onderzoek te verrichten naar de overtreding. Er was in de beslissing op bezwaar niet inhoudelijk op de bezwaren (waaronder het bezwaar dat geen sprake was van een overtreding) ingegaan. De rechtbank had daarom volgens de Afdeling moeten volstaan met een kale vernietiging en het bestuursorgaan een nieuw besluit moeten laten nemen.
Het tweede besluit dat ter discussie stond was de oplegging van een last onder dwangsom nadien, waarbij werd gekoerst op verwijdering van het led-scherm. Deze zou zonder vergunning (in de zin van artikel 2.1, eerste lid, onder a, Wabo; hierna a-vergunning) zijn opgericht. Volgens appellant kon vervanging van TL-lampen echter niet als bouwen worden aangemerkt en mocht dit wel zo zijn, dan zou dit volgens hem vergunningvrij zijn. Artikel 3, onder 8, Bijlage II Bor bepaalt namelijk dat een a-vergunning niet is vereist zolang draagconstructie, brandcompartimentering, oppervlakte en bouwvolume niet wijzigen.
De Afdeling oordeelt dat het led-scherm moet worden aangemerkt als bouwwerk en dat het vervangen van TL-verlichting door een led-scherm ook moet worden aangemerkt als bouwen. Daarom is in beginsel een a-vergunning vereist. Echter, ook hier geeft de Afdeling appellant gelijk: het bouwwerk is enkel in die zin gewijzigd dat de transparante voorzijde van de lichtbak samen met de in de lichtbak aangebrachte TL-verlichting is vervangen door een even zo grote oppervlakte led-verlichting in de bestaande bak. Volgens de Afdeling kan dit worden aangemerkt als vergunningvrij bouwwerk in de zin van artikel 3, onderdeel 8, Bijlage II Bor. Het college was dus niet bevoegd tot handhaving.
Voor meer informatie over deze uitspraak kunt u contact opnemen met Monique