Skip to main content

Tijdelijke afwijking, start datum feitelijk gebruik of verlening vergunning?

28 augustus 2017

In de uitspraak van de AbRvS 16 augustus 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2212 komt de vraag aan de orde of bij het bepalen van de periode waarvoor een tijdelijke vergunning is verleend, ook rekening moet worden gehouden met de periode waarin illegaal van de bestemming werd afgeweken. Onderwerp van discussie is het gebruik en het bouwen van 2 chalets op een recreatiepark in Gemert-Bakel. De chalets zijn al langer dan 10 jaar geleden gebouwd, maar pas in 2015 is een omgevingsvergunning inclusief een kruimelafwijking ex art. 4 lid 11 bijlage II Bor verleend voor de bouw en het van het bestemmingsplan afwijkende gebruik. De rechtbank komt tot de conclusie dat de periode van 10 jaar gaat lopen vanaf de datum waarop de met het bestemmingsplan strijdige bouw of het daarmee strijdige gebruik een aanvang neemt. Deze uitleg is in lijn met oudere jurisprudentie die is gewezen over bijvoorbeeld vrijstellingen die onder de oude WRO zijn gewezen. De Afdeling komt tot een andere uitspraak en trekt daarmee de lijn door die in andere uitspraken over kruimelafwijkingen is ingezet. Voor het bepalen van de omvang van de bevoegdheid tot het verlenen van een kruimelafwijking, kijkt de Afdeling strikt naar de beperkingen die het artikel zelf kent. De Afdeling vervolgt dat noch de tekst van art. 4 lid 11 bijlage II Bor, noch de toelichting op dit artikel aanknopingspunten geeft voor het oordeel dat het strijdige gebruik voorafgaand aan de vergunningverlening mee moet tellen in het bepalen van de termijn van 10 jaar. Zo volgt uit de toelichting op art. 4 lid 11 bijlage II Bor dat de periode van maximaal tien jaar ook geldt indien meerdere keren voor hetzelfde strijdige gebruik een tijdelijke vergunning wordt verleend. De totale tijdsduur van de vergunningen mag daarbij de maximale periode van tien jaar niet overschrijden. De Afdeling wijst op de uitspraak van 22 februari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:487, waarin is bepaald dat bij de termijn van tien jaar ook de periode meetelt waarvoor een vergunning is verleend op een andere grondslag dan artikel 4, aanhef en elfde lid, van bijlage II bij het Bor.

Voor meer informatie over deze uitspraak kunt u contact opnemen met Janike