Skip to main content

Rechtspraak over vertrouwensbeginsel aan het schuiven?

28 augustus 2017

De uitspraak van de AbRvS van 19 juli 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1946 is één van de uitspraken die u nog van ons te goed had. Een belangrijke uitspraak, gewezen in het omgevingsflitsloze tijdvak. Het college van burgemeester en wethouders van Overbetuwe heeft een last onder dwangsom opgelegd aan een veehandelsbedrijf in Valburg. Onder meer dient een  illegale paardenbak te worden verwijderd. De overtreder beroept zich op het vertrouwensbeginsel, een beroep dat de Afdeling vanaf rechtsoverweging 6.1 behandelt. De Afdeling start met de standaardoverweging: het bestuursorgaan is slechts gebonden indien aan het bestuursorgaan toe te rekenen concrete, ondubbelzinnige toezeggingen zijn gedaan. Daaraan wordt toegevoegd dat daarvan ook sprake kan zijn indien deze toezeggingen zijn gedaan door een persoon waarvan de betrokkene op goede gronden mocht veronderstellen dat deze de opvatting van het bevoegde orgaan vertolkte. In dit geval zijn de toezeggingen gedaan door ambtenaren. Gebleken is dat nadat het college de overtredingen heeft geconstateerd, de overtreder bij brief is uitgenodigd voor een gesprek. De brief is namens het college ondertekend door het hoofd van de sector Ruimtelijke Zaken. In het gespreksverslag is onder meer opgenomen dat de ambtenaren “namens de gemeente” aanwezig zijn. In het verslag staat dat het bouwen van een (paardrij)bak niet vergunningplichtig is, maar slechts het feit dat de bak niet voor privé gebruik is, in strijd is met het bestemmingsplan. Gelet hierop komt de Afdeling tot het bijzondere oordeel dat de uitlatingen van de ambtenaren aan het college kunnen worden toegerekend en dat toezeggingen het gerechtvaardigd vertrouwen hebben gewekt dat het tegen de gerealiseerde paardenbak niet handhavend zou optreden. Een voor de praktijk belangrijke overweging. Wij zullen in de gaten houden of deze lijn verder wordt voortgezet. Vervolgens checkt de Afdeling of er redenen zijn om het vertrouwensbeginsel niet te honoreren. Het college heeft verklaard dat de geconstateerde overtreding volgens het gemeentelijke handhavingsbeleid een gemiddelde handhavingsprioriteit heeft, waartegen alleen themagewijs of aan de hand van een handhavingsverzoek wordt opgetreden. Het handhavingsbesluit is genomen naar aanleiding van een verzoek om handhaving. De verzoeker klaagt daarin over stofhinder die de paardenbak veroorzaakt. Het gebruik van de paardenbak voor manege-activiteiten valt inmiddels onder het overgangsrecht. De Afdeling is er niet van overtuigd dat de paardrijbak tot stofhinder kan leiden. De Afdeling wijst verder op het feit dat het gebruik ten behoeve van manegeactiviteiten onder het gebruiksovergangsrecht van het bestemmingsplan valt. Voorts is van belang dat binnen de gemeente Overbetuwe een groot aantal vergunningplichtige paardenbakken aanwezig is waarvoor geen vergunning is verleend. Het college is niet van plan om op korte termijn tegen deze andere paardenbakken handhavend op te treden. Gezien deze overwegingen, stelt de Afdeling dat de belangen van de overtreder bij de nakoming van de gewekte verwachtingen in dit geval zwaarder wegen dan het belang dat is gediend met handhavend optreden.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Janike