De gemeenteraad van Houten probeert al geruime tijd een bestemmingsplan vast te stellen dat een landbouwmechanisatiebedrijf met een bedrijfswoning – waarvan verplaatsing in verband met de ontwikkeling van een woningbouwlocatie noodzakelijk is – een nieuwe plek moet geven. Rondom het beoogde perceel bevindt zich echter een aantal agrarische percelen die worden gebruikt voor fruitteelt en akkerbouw. Eigenaren van laatstgenoemde percelen stellen dat de voor de gevoelige functies in het plan berekende veiligheidsafstand van minimaal 10,5 m tot hun percelen in verband met het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen (hierna: de spuitzone) en de beoogde drift beperkende haag onvoldoende zijn voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat binnen het plangebied, wat nadelige gevolgen kan hebben voor hun bedrijfsvoering. In een tussenuitspraak op 1 april 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1007 heeft de Afdeling overwogen dat een afstand van 50 m tussen gevoelige functies en agrarische bedrijvigheid waarbij gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt in het algemeen niet onredelijk wordt geacht. Dit brengt echter niet met zich dat een kortere afstand in een bepaalde situatie niet redelijk zou kunnen zijn, indien aan die afstand een deugdelijke motivering ten grondslag is gelegd. Omdat een locatiespecifiek onderzoek voor de spuitzone ontbrak, aldus de Afdeling, is in het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd dat voor de in het plan voorziene bedrijfswoning ten opzichte van het oostelijk daarvan gelegen agrarisch perceel in verband met het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd. Door de gemeenteraad is een deskundige aangezocht om het locatiespecifieke onderzoek te verrichten. Deze deskundige SPA heeft het rapport “Driftblootstelling van omstanders en omwonenden door boomgaard bespuitingen” van het onderzoeksinstituut Plant Research International van maart 2015 (hierna: PRI 2015) tot uitgangspunt genomen bij zijn rapport. De deskundige is van oordeel dat PRI 2015 de meest recente wetenschappelijke inzichten en een inschatting van de mate van driftblootstelling bij bespuiting van een boomgaard bevat en dat het rapport algemeen bruikbaar is als basis voor de onderbouwing van locatiespecifieke praktijksituaties. De rapportage wordt met succes bestreden in het deskundig tegenadvies van appellanten. De Afdeling (30 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:855) – gesteund door de StAB – deelt hun mening dat het door de gemeenteraad verrichtte onderzoek onvoldoende locatiespecifiek is. Zo is er geen beoordeling van drift naar de lucht in PRI 2015 opgenomen terwijl deze drift naar de lucht in casu zeer relevant is, ook de maatgevende parameters in PRI 2015 en het (daarop gebaseerde) onderzoek van SPA verschillen aanzienlijk. Het betreft dan onder meer afwijkingen in spuithoogte, te verspreiden volume, spuitdruk, hoogte van de bomen en windsnelheid. Daarmee wordt (opnieuw) het vaststellingsbesluit vernietigd.
Voor meer informatie over deze uitspraak kunt u contact opnemen met Eelco