Appellant exploiteerde een banketbakkerij in Almelo. In 2017 heeft hij verzocht om nadeelcompensatie, omdat hij (inkomens)schade zou hebben geleden door wegwerkzaamheden vanwege de herinrichting van het centrum van Almelo. De schadeveroorzakende werkzaamheden hebben plaatsgevonden vanaf begin 2016 tot en met juli 2017. In de procedure bij de AbRvS staat de referentieperiode voor de schadebeoordeling centraal.
Omdat de omzet van het bedrijf een dalende trend liet zien, is door het college (uitsluitend) het jaar 2015 als referentieperiode gehanteerd. Appellant acht dit een onvoldoende representatief jaar. In de periode 2013 tot en met 2015 zouden er ook al veel werkzaamheden hebben plaatsgevonden in en om het centrum.
De Afdeling gaat mee met het betoog van appellant. Volgens de AbRvS is het niet relevant of de werkzaamheden in de referentieperiode al dan niet publiekrechtelijk van aard zijn. Wat wel van belang is, is dat de omzet in de referentieperiode voldoende representatief is voor de schadebeoordeling. Als er in de ‘beoogde’ referentieperiode andere ‘omzet-vertroebelende’ werkzaamheden hebben plaatsgevonden, dan is de beoogde referentieperiode onvoldoende representatief. Het college dient een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak. AbRvS 27 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3623 (Almelo)
Voor meer informatie over deze uitspraak kunt u contact opnemen met Ineke