Skip to main content

Planschade: redelijkerwijs te verwachten invulling

In de uitspraak van de AbRvS van 8 februari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:315 gaat het om de vraag wat de redelijkerwijs te verwachten invulling is van de uitwerkingsregels in het oude bestemmingsplan. Het oude planologische regime bevatten een uit te werken bestemming voor wonen. Deze bestemming is nooit uitgewerkt. Volgens rechtspraak van de Afdeling dient deze – ongebruikte – uitwerkingsplicht niet weggedacht te worden bij de planvergelijking, maar dient bezien te worden wat de redelijkerwijs te verwachten invulling van de uit te werken bestemming is (AbRvS 17 april 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BZ7707).

In de onderhavige zaak had het college van B&W van ‘s-Hertogenbosch, in navolging van zijn planschadeadviseur, overwogen dat de redelijkerwijs te verwachten invulling van de ongebruikte uit te werken bestemming minstens vergelijkbaar was met de mogelijkheden van het nieuwe bestemmingplan. Conclusie van het college was dus: geen planologische verslechtering.

De Afdeling gaat hierin niet mee. De Afdeling stelt voorop dat voor de ‘redelijkerwijs te verwachten invulling’ betekenis toekomt aan (i) de uitwerkingsregels, (ii) de toelichting bij het bestemmingsplan, (iii) de mate waarin de ontwikkeling binnen de ruimtelijke kenmerken van het gebied past en (iv) het geldende planologische beleid. Dat het onderhavige bouwplan niet in strijd is met de uitwerkingsregel uit het oude bestemmingsplan, betekent op zichzelf niet, aldus de Afdeling, dat dit bouwplan – en niet een andere ontwikkeling – ten tijde van de inwerkingtreding van het oude regime redelijkerwijs te verwachten was. De Afdeling concludeert dat niet valt in te zien dat dit bouwplan – zoals mogelijk gemaakt met het nieuwe bestemmingsplan – de redelijkerwijs te verwachten invulling van de (oude) uit te werken bestemming is.

Voor meer informatie over deze zaak kunt u contact opnemen met Ineke