Skip to main content

Overzichtsuitspraak ladder duurzame verstedelijking

28 augustus 2017

Hoewel ver van de stedelijke beschaving is juist het lieflijke Friese dorpje Ee (gemeente Dongeradeel) de eer te beurt gevallen om als achtergrond te mogen figureren in een overzichtsuitspraak van 28 juni (ECLI:NL:RVS:2017:1724) over de ladder van duurzame verstedelijking. Zoals bekend treedt op 1 juli a.s. de wijziging van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro; Statsblad 2017, 182) in werking, waarmee de ladder is aangepast. De aanpassing is bedoeld om de ladder te vereenvoudigen en de daarmee gemoeide onderzoekslasten te verminderen, zonder afbreuk te doen aan het doel ervan, kort gezegd het stimuleren van zorgvuldig ruimtegebruik. De Afdeling grijpt deze wetswijziging aan om de rechtspraak over de ladder nog eens op te sommen voor zover (en dat is vrijwel steeds) deze ook in de toekomst relevant zal blijven. Daarbij passeert een veelheid aan uitspraken uit de afgelopen jaren de revue, waaruit de Afdeling de belangrijkste lijnen bondig samenvat. Tal van onderwerpen komen aan de orde, onder andere doel en strekking van de ladder, de formele reikwijdte ervan, de invullen van begrippen als ‘stedelijke ontwikkeling’, ’nieuwe stedelijke ontwikkeling’ en ‘bestaand stedelijk gebied’, het te verrichten onderzoek, de rechterlijke toetsing van de beschrijving van de behoefte en de relatie met het relativiteitsvereiste.

Zo leest de uitspraak als een kroniek van het ‘ladderrecht’, hier en daar ook nog gelardeerd met verwijzingen naar de Nota van toelichting bij de wetswijziging. Alleen al daardoor is de uitspraak van groot nut voor de praktijk. Maar de Afdeling laat het niet bij het samenvatten van de eerder al uitgezette lijnen, maar voegt daar ook een nieuwe lijn aan toe waar het gaat om de invulling van het begrip ‘stedelijke ontwikkeling’. In een uitspraak van 23 april 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:1442) had de Afdeling al geoordeeld dat van een stedelijke ontwikkeling alleen sprake is, als deze voldoende substantieel is. Dit criterium vult de Afdeling nu heel concreet in, overigens zonder dat de casus daar enige aanleiding voor geeft en dus bedoeld zoals de Afdeling het uitdrukt ‘als houvast voor de rechtspraktijk’. De invulling door de Afdeling houdt in dat een woningbouwlocatie van minder dan 12 woningen is ‘in beginsel’ onvoldoende substantieel om als een stedelijke ontwikkeling te kunnen gelden. Hetzelfde geldt – opnieuw, ‘ín beginsel’ – voor terreinen met een ruimtebeslag van minder dan 500 m2 of gebouwen met een bruto-vloeroppervlak van minder dan 500 m2.

Ook een overzichtsuitspraak wordt gewezen in het kader van een geschil, in dit geval tussen een recreatieondernemer die opkwam voor de rust en ruimte van het platteland en daarmee voor zijn nering en de raad die dat belang minder zwaar vond wegen dan het belang van een nieuw bedrijventerrein. De raad trekt aan het langste eind. Anders dan de ondernemer betoogde, is de ladder correct toegepast.

Voor meer informatie over deze uitspraak kunt u contact opnemen met Jan