Op 6 augustus 2014 heeft de AbRvS uitspraak gedaan in een zaak over kostenverhaal na spoedeisende bestuursdwang (nr. 201402325/1/A4). Het college van burgemeester en wethouders van Valkenswaard (het college) past spoedeisende bestuursdwang toe ter verwijdering van 44 vaten drugsafval van een perceel vanwege acuut gevaar voor milieu en volksgezondheid. De kosten voor het verwijderen van het drugsafval worden achteraf verhaald op de eigenaresse van het perceel waarop de vaten zijn aangetroffen. Volgens het college is sprake van overtreding van artikel 13 van de Wet bodembescherming (Wbb) en van artikel 10.2 van de Wet milieubeheer (Wm).
De eigenaresse voert aan dat zij weliswaar eigenaresse is van het betreffende perceel, maar dat zij daar niet vaak komt en de vaten met drugsafval daar ook niet zelf heeft achtergelaten. Om te voorkomen dat onbevoegden op het perceel komen, is het perceel afgezet met een omheining. Verder is zij naar eigen zeggen op geen enkele manier betrokken bij het drugsafval. Bovendien stelt zij dat haar zoon na het ontdekken van de vaten meteen de politie heeft ingeschakeld.
Anders dan het college overweegt de AbRvS dat iemand pas als overtreder van de zorgplicht (ex artikel 13 Wbb) kan worden aangemerkt, als diegene de overtreding zelf begaat of als deze aan hem kan worden toegerekend, omdat deze bijvoorbeeld voor hem, ten behoeve van hem of onder zijn verantwoordelijkheid is verricht. Vervolgens rust de zorgplicht pas dan op diegene als hij ook weet of kan vermoeden dat de bodem door de overtreding wordt verontreinigd.
In dit geval staat volgens de AbRvS vast dat de eigenaresse op geen enkele wijze betrokken is geweest bij de aangetroffen vaten met drugsafval. De overtreding kan daarom niet aan haar worden toegerekend, aldus de Afdeling. Daarmee is de zorgplicht niet tot haar gericht en kan zij niet als overtreder worden aangemerkt.