In de uitspraak van de AbRvS van 14 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2482 is beroep ingesteld tegen de alsnóg geweigerde Nbw vergunning voor het houden van 250 schapen.
Een van de vragen die spelen in deze zaak is of sprake is van een voortzetting van bestaand gebruik van het betreffende perceel. De Afdeling bevestigt nog eens dat iedere verandering na de peildatum van 31 maart 2010 van het gebruik zoals dit op deze datum bestond, een beroep op de uitzondering op de vergunningplicht voor bestaand gebruik doet vervallen (ECLI:N:RVS:2013:107). Van een dergelijke verandering is sprake omdat, weliswaar in het verleden op het perceel ook een kudde werd gehouden, maar deze is ondergebracht op een andere locatie en nog steeds wordt ingezet. Het gaat dus om een nieuwe kudde schapen: er is dus geen sprake van voortzetting van bestaand gebruik.
Tussen partijen is niet in geschil dat het begrazen van het betreffende Natura 2000-gebied ook positieve effecten met zich kunnen brengen (het wegnemen van stikstof). Deze effecten zijn er in dit geval niet, volgens het college, omdat de schapen op één perceel worden gehouden. Appellant heeft echter naar voren gebracht dat hij met de schapen ook elders activiteiten wil verrichten en dat het betreffende perceel te klein is voor het structureel houden van 250 schapen.
Naar het oordeel van de Afdeling heeft het college ten onrechte niet bij appellant geïnformeerd welke activiteiten hij met zijn schapen zou gaat verrichten, bijvoorbeeld natuurbeheer elders, terwijl het ook in het verleden gebruikelijk was dat de op het perceel gehouden schapen werden gebruikt voor natuurbeheer in de vorm van begrazing, zoals ook in de toelichting van de aanvraag werd opgemerkt. Om die reden is het besluit niet met de benodigde zorgvuldigheid voorbereid en moeten GS van Drenthe de besluitvorming nog eens over doen.
Voor meer informatie over deze zaak kunt u contact opnemen met Susan