In eerdere Omgevingsflitsen constateerden wij al dat de AbRvS de toepassing van het NMR indringend lijkt te toetsen. Ook in de uitspraak van AbRvS 21 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2502, is dat het geval.
Appellant, de initiatiefnemer van het bouwproject, voert onder meer aan dat het NMR op een hoger percentage dan 2% behoort te worden vastgesteld. Het college van burgemeester en wethouders van Leerdam was, in navolging van het advies van de onafhankelijk planschadeadviseur, uitgegaan van dit minimum-forfait.
In deze uitspraak wordt gestreden over de vraag of de ontwikkeling in lijn der verwachting ligt. Het college meende van niet, omdat het gemeentelijk beleidsvoornemen om het plangebied tot woongebied te ontwikkelen van recente datum was. Aan de hand van diverse feiten stelt appellant dat de ontwikkeling wel in de lijn der verwachting ligt (zie r.o. 8.4). De Afdeling gaat mee met het betoog van appellant. In het kader van een definitieve geschilbeslechting stelt de Afdeling het NMR zelf vast op 3% van de waarde van de onroerende zaken.
Voor meer informatie over deze zaak kunt u contact opnemen met Ineke