Dat een gemeenteraad bij het vaststellen van bestemmingsplan de beleidsvrijheid heeft om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht, is inmiddels vaste kost in de jurisprudentie. Wie een nieuwe woonbestemming wenst, kan zomaar op een weigering van de gemeenteraad stuiten en zo’n weigering zal gelet op de marginale toetsing die bij beleidsvrijheid hoort, vaak in rechte in stand blijven. Dat een dergelijke weigering ook bij beleidsvrijheid een deugdelijke motivering behoeft, leert ons de uitspraak Beesel. De appellant wenst een woonbestemming op zijn perceel om daar een levensloopbestendige woning te kunnen realiseren. De gemeenteraad van Beesel weigert. Een “Toekomstvisie 2030”, een “Woningbouwkader 2012 tot 2020” en een structuurvisie blijken niet in de weg te staan aan de gewenste woning. Aanvankelijk werpt de raad nog een Beleidsregel in de strijd maar ter zitting licht hij toe dat het verzoek om een woning niet is afgewezen vanwege die Beleidsregel. Reden is dat het perceel om “ruimtelijke redenen” niet geschikt is voor een woning. De raad stelt dat de gewenste woning afbreuk doet aan de doorkijk op het achterliggende agrarische gebied. De Afdeling constateert in haar uitspraak van 16 december 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3888, echter dat de raad dat niet met objectieve gegevens heeft onderbouwd. De weigering is dus in strijd met artikel 3:46 Awb, het motiveringsbeginsel. Met een bestuurlijke lus stelt de Afdeling de raad in de gelegenheid toereikend te motiveren waarom de gewenste woning niet wordt toegestaan dan wel het besluit te wijzigen door vaststelling van een andere planregeling.
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Rob