De uitspraak van de AbRvS 23 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:755 is geselecteerd vanwege de overwegingen over de onlosmakelijkheid. Bij besluit van 21 mei 2014 heeft het college van Wijchen geweigerd om een omgevingsvergunning te verlenen voor het uitbreiden enverbreden van het bedrijf met dagrecreatieve agrarische nevenactiviteiten in samenhang met agrarisch natuurbeheer. Om dit mogelijk te maken dienen er twee loodsen voor opslag en een mestsilo te worden gerealiseerd, een potstal worden uitgebreid, wandelpaden, parkeerplaatsen en een picknickplaats op het perceel te worden aangelegd. De aanvraag heeft dus betrekking op de activiteit afwijken van het bestemmingsplan, de activiteit bouwen en op de activiteit veranderen van een inrichting.
Het college heeft geweigerd om met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 3°, van de Wabo de gevraagde omgevingsvergunning te verlenen. Het heeft daaraan ten grondslag gelegd dat een evidente privaatrechtelijke belemmering aan de verlening van de omgevingsvergunning voor de activiteit afwijken van het bestemmingsplan in de weg staat. Het college heeft geweigerd om met toepassing van artikel 2.21 van de Wabo omgevingsvergunning te verlenen voor de overige activiteiten. Het geschil spitst zich toe op de vraag of het college de vergunning voor de deelactiviteiten had moeten verlenen.
De Afdeling overweegt dat in artikel 2.21 van de Wabo is bepaald dat het college alleen bevoegd is deelactiviteiten te vergunnen, indien de aanvrager daarom heeft verzocht en de aanvraag betrekking heeft op een project dat bestaat uit verschillende activiteiten. Een redelijke uitleg van dit artikel brengt met zich mee dat deze bevoegdheid slechts bestaat indien de activiteiten niet onlosmakelijk met elkaar samenhangen als bedoeld in artikel 2.7 van de Wabo. In dit geval speelt alleen de vraag of de aangevraagde activiteiten onlosmakelijke samenhangen. De Afdeling is van mening dat de aangevraagde activiteiten onlosmakelijk samenhangen nu deze activiteiten niet fysiek van elkaar zijn te onderscheiden en sprake is van één inrichting die is gelegen op beide percelen. Derhalve was het college niet bevoegd om delen van de aanvraagde activiteiten te vergunnen.
Voor meer informatie over deze uitspraak kunt u contact opnemen met Janike