Skip to main content

NMR van 5% bij inbreidingslocaties niet onevenredig

In de uitspraak van de AbRvS van 2 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:530, staat de vraag centraal of een schade met een omvang van circa 5% van de waarde van de onroerende zaken tot het normaal maatschappelijk risico (NMR) behoort. De Afdeling concludeert dat deze schade geheel onder het NMR valt.

De Afdeling herhaalt allereerst haar inmiddels vaste overweging, waarbij de omvang van de NMR wordt afgewogen aan de hand van 6 criteria:

–              kan de ontwikkeling als een normale maatschappelijke ontwikkeling worden beschouwd;

–              lag de ontwikkeling in de lijn der verwachtingen;

–              past de ontwikkeling in de structuur van de omgeving;

–              past de ontwikkeling in het gevoerde beleid;

–              de afstand van de schadelocatie tot de projectlocatie;

–              de aard en omvang van het veroorzaakte nadeel.

De Afdeling overweegt vervolgens dat inbreiding van woningen in een bestaande woonkern – de ontwikkeling die in casu aan de orde was – in beginsel een normale maatschappelijke ontwikkeling is. Dat betekent op zichzelf echter nog niet dat de planologische ontwikkeling ook in de lijn der verwachtingen lag, aldus de Afdeling. De Afdeling merkt op dat de ontwikkeling zowel in de structuur van de omgeving past als in het door de gemeente gevoerde beleid. Naar aanleiding hiervan concludeert de Afdeling dat de ontwikkeling in de lijn der verwachtingen lag. Ook dit betekent volgens de Afdeling nog niet dat de ontwikkeling en de nadelige gevolgen daarvan geheel onder het NMR valt. In dit verband komt tevens betekenis toe aan het antwoord op de vraag of de schade onevenredig is in verhouding tot de waarde van de onroerende zaak.

De Afdeling overweegt dat bij waardevermindering van een onroerende zaak als gevolg van een normale maatschappelijke ontwikkeling, zoals woningbouw op een inbreidingslocatie in een woonkern, een waardevermindering tot vijf procent van de waarde van de onroerende zaak, in verhouding tot de waarde van de onroerende zaak onmiddellijk vóór het ontstaan van de schade, substantieel, maar niet zodanig is zwaar dat deze schade niet voor rekening van de aanvrager kan worden gelaten. Dit betekent dat een waardevermindering tot vijf procent van de waarde van de onroerende zaak in deze categorie gevallen in beginsel tot het normale maatschappelijke risico van de aanvrager behoort. Aan de afstand tot de projectlocatie komt in dit geval geen zelfstandige betekening meer toe.

Voor vragen over deze uitspraak kunt u contact opnemen met Ineke