In haar uitspraak van 1 februari 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:260) verklaart de Afdeling het hoger beroep van o.a. B&W Utrechtse Heuvelrug ongegrond. De gemeente had besloten dat geen milieueffectrapport (MER) hoefde te worden gemaakt voor de uitbreiding van een agrarisch bedrijf met een biologische varkenshouderij met een omvang van 895 vleesvarkens; een varkenshouderij van deze omvang is mer-beoordelingsplichtig op grond van Bijlage D bij het Besluit mer. Door de uitbreiding zou de ammoniakemissie op een nabij gelegen “zeer kwetsbaar gebied” in de zin van artikel 2 van de Wet ammoniak en veehouderij (voor verzuring gevoelige natuurgebieden) met een factor 2,5 toenemen. B&W vonden het maken van een MER niettemin zinledig, omdat de omgevingsvergunning op grond van artikel 7 WAV toch niet mocht worden geweigerd voor zover het gaat om het aspect ammoniakemissie. Het in de WAV neergelegde verbod om veehouderijen uit te breiden nabij kwetsbare gebieden geldt namelijk niet voor biologische veehouderijen. De Afdeling kan zich in deze redenering niet vinden: het feit dat de vergunning op het aspect ammoniakemissie niet mag worden geweigerd, laat onverlet dat in de mer-beoordeling toch moet worden onderzocht of de uitbreiding belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. Dat onderzoek moet zich dan ook richten op de gevolgen van de toename van de ammoniakemissie voor het nabijgelegen kwetsbare gebied, waarna zo nodig alsnog een MER moet worden gemaakt. In zoverre staat de mer-beoordeling los van de regels die vervolgens bij de besluitvorming over de vergunningaanvraag gelden. Deze uitkomst is begrijpelijk, indien men bedenkt dat het mogelijk blijft om voorschriften aan de vergunning te verbinden, ook op het punt van de ammoniakemissie.
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Jan