In haar uitspraak van 19 augustus 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2661, laat de Afdeling zich uit over de lengte van een begunstigingstermijn bij een opgelegde dwangsom.
Het is vaste rechtspraak dat de begunstigingstermijn niet langer mag zijn dan noodzakelijk om de overtreding te beëindigen. In het onderhavige geval gaat het om een verzoek om handhaving ten aanzien van permanente bewoning van recreatiewoningen. In het kader van een grootschalige handhavingsactie is het verzoek ingewilligd en heeft overtreder conform het daarvoor vastgestelde handhavingsbeleid een begunstigingstermijn van tien jaar gekregen. Voor verzoeker duurt dat te lang. Bij de rechtbank wordt verzoeker in zoverre in het gelijk gesteld dat de begunstigingstermijn is teruggebracht tot zes maanden na verzending van de uitspraak. Het bevoegd gezag gaat in hoger beroep.
Volgens de Afdeling heeft de rechtbank de beleidsregel, waarin van een begunstigingstermijn van tien jaar wordt uitgegaan, terecht buiten toepassing gelaten. Een dergelijke begunstigingstermijn is in dit geval te lang en niet in overeenstemming met de strekking van de Awb.
Evenwel acht de Afdeling de door de rechtbank vastgestelde begunstigingstermijn van zes maanden onvoldoende gemotiveerd. Een omstandigheid die de Afdeling daarbij laat meewegen is dat in dit geval sprake was van een grootschalige handhavingsactie waardoor veel bewoners gelijktijdig moesten voorzien in vervangende woonruimte, in een tijd die zich kenmerkt door een ongunstige woningmarkt. De Afdeling acht een begunstigingstermijn van één jaar redelijker. Nu die termijn op het moment van de Afdelingsuitspraak al was verstreken, geeft de Afdeling overtreders nog zes maanden na haar eigen uitspraak.
Voor meer informatie over deze uitspraak kunt u contact opnemen met Monique