Skip to main content

Ladder, kwalitatieve behoefte. Relativiteit, gelijkheid en parkeren

14 januari 2022

AbRvS 12 januari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:62. Bestemmingsplan “Hof-Noord te Bergeijk” (gemeenteraad Bergeijk) en een omgevingsvergunning voorzien in de herontwikkeling van een voormalig postkantoor naar een complex voor een supermarkt op de begane grond en 30 appartementen op de eerste verdieping. Appellant 3 is eigenaar en verhuurder van een perceel op zo’n 420 m van het plangebied. Op zijn perceel is een supermarkt is gevestigd. Het plan beoogt verplaatsing van deze supermarkt naar het plangebied mogelijk te maken. Appellant 3 vreest dat zijn bedrijfseconomische belangen door het plan nadelig worden beïnvloed.

Appellant 3 en andere appellanten richten grieven tegen de kwantitatieve berekening die in het kader van de Ladder voor duurzame verstedelijking (art. 3.1.6, lid 2, Bro) is gemaakt m.b.t. de behoefte van supermarkten in Bergeijk. De kwalitatieve verantwoording in het plan hebben zij niet bestreden. Weliswaar heeft de raad de maximale planologische mogelijkheden niet juist bepaald door er geen rekening mee te houden dat op de “locatie [locatie]” (waarschijnlijk: het perceel van appellant 3, red.) planologisch nog steeds een supermarkt is toegestaan. De Afdeling herhaalt (ECLI:NL:RVS:2017:1724) dat het bij de ladderbehoefte niet alleen om de kwantitatieve gaat, maar ook kan gaan om de kwalitatieve behoefte. Blijkens het plan wordt gestreefd naar een versterking van de ruimtelijke kwaliteit van het centrumgebied door een verdere concentratie van het winkel- en voorzieningenaanbod in een compacter, aantrekkelijk ingericht kernwinkelgebied. Tijdelijke leegstand en vermindering van de omgevingskwaliteit worden aanvaardbaar geacht, omdat de voorgenomen ontwikkeling past binnen de uitgangspunten van de centrumvisie en de concentratiegedachte. Volgens de Afdeling heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de voorgenomen ontwikkeling misschien wel leidt tot enige leegstand, maar dat het daarbij niet gaat om leegstand die uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening onaanvaardbaar is.

Volgens appellant 3 zijn de gevolgen van het plan voor het verkeer en de parkeerbehoefte in en rondom het plangebied onvoldoende onderzocht. Vanwege de afstand van zijn perceel tot het plangebied (ca. 420 m) stuit dit betoog af op de relativiteitseis. De Afdeling onderzoekt nog wel eerst of appellant 3 zich kan beroepen op het gelijkheidsbeginsel als correctie op die eis (in de zin van ECLI:NL:RVS:2016:732). Helaas: de raad heeft goede redenen om nu andere parkeereisen te stellen. De voorgenomen ontwikkeling is volgens de raad bijzonder waardevol mede vanwege de bouw van 30 appartementen boven de supermarkt. Bovendien was ten tijde van de aanvraag van appellant 3 in 2013 om de bestaande supermarkt op zijn perceel uit te breiden ander parkeerbeleid van toepassing.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Rob