12 mei 2018
De uitspraak van de AbRvS van 9 mei 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1515 is opgenomen naar aanleiding van de overwegingen met betrekking tot de kruimelafwijking. De initiatiefnemer wil op het perceel een winkel bouwen, met daarboven acht appartementen. Het bouwplan voorziet in een gebouw dat qua bouw- en goothoogte in strijd is met het bestemmingsplan en niet volledig binnen het bouwvlak wordt gerealiseerd.
De vraag is of het deel van het gebouw dat niet in overeenstemming is met het bestemmingsplan, is aan te merken als uitbreiding van een hoofdgebouw. De Afdeling verwijst naar haar uitspraak van 16 november 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3069, waarin is overwogen dat artikel 4, aanhef en onder 1, van bijlage II Bor niet de beperking kent dat het moet gaan om een uitbreiding van een reeds bestaand gebouw.
Evenmin is de beperking opgenomen, dat de uitbreiding functioneel of bouwkundig moet zijn te onderscheiden van de rest van het gebouw. De Afdeling overweegt dat uit dit artikel ook niet volgt dat de uitbreiding aan de rest van het gebouw ondergeschikt moet zijn, zie AbRvS 9 november 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2953. De Afdeling concludeert dat het gedeelte van het gebouw dat in strijd met het bestemmingsplan buiten het bouwvlak wordt gebouwd, een bijbehorend bouwwerk is.
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Janike