De uitspraak van de AbRvS van 23 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:571 gaat opnieuw over de reikwijdte van art. 4 lid 9 Bijlage II Bor. Retailplan B.V. wil een bedrijfspand in de gemeente Oostellingwerf gebruiken als supermarkt. Op grond van het bestemmingsplan rust op het perceel de bestemming “Bedrijventerrein”. Het op het perceel aanwezige gebouw is voor het moment waarop de aanvraag werd ingediend, afgebrand.
De Afdeling is van oordeel dat art. 4 lid 9 Bijlage II Bor het mogelijk maakt om bouwwerken te gebruiken anders dan het bestemmingsplan toestaat en dat het artikel niet het wijzigen van gebruik van onbebouwde gronden beoogt zonder dat bouwwerken aanwezig zijn. De Afdeling verwijst naar de toelichting op het Bor, Stb. 2014, 333, blz. 54, waarin staat dat onderdeel 9 alleen ziet op de mogelijkheid om aan bestaande gebouwen een andere functie te geven. De Afdeling heeft in de uitspraak van 4 februari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:338, overwogen dat dit artikel geen grondslag biedt voor het verlenen van een afwijking voor het gebruiken van een gebouw dat niet feitelijk aanwezig en vergund is. In onderdeel 9 staat namelijk dat het afwijkende gebruik alleen vergund mag worden als dat niet gepaard gaat met bouwactiviteiten die ertoe leiden dat de bebouwde oppervlakte en het bouwvolume worden vergroot. In geval van nieuwbouw gaat het afwijkende gebruik per definitie gepaard met bouwactiviteiten. Dat geldt ook in dit geval. Retailplan voert nog aan dat deze uitspraak alleen relevant is als het gebouw vergroot wordt, in dit geval past het aangevraagde gebouw in qua bouwmogelijkheden in het bestemmingsplan. De Afdeling stelt echter dat de lijn uit de uitspraak van 4 februari 2020 ook op dit geval van toepassing is. Dat is alleen anders in geval er weliswaar nog geen gebouw feitelijk aanwezig was, maar voor dat gebouw wel al een in werking getreden vergunning voor het bouwen was verleend, zie de uitspraak van 17 juli 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2433.
Voor meer informatie over deze uitspraak kunt u contact opnemen met Janike