In AbRvS 29 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1259, is een aardige overweging opgenomen over de keuze tussen de instrumenten last onder dwangsom en last onder bestuursdwang. De Afdeling komt tot deze overweging naar aanleiding van een door de overtreder aangevoerde beroepsgrond dat gekozen had moeten worden voor bestuursdwang omdat hij een dwangsom niet zou kunnen betalen. De Afdeling overweegt dat de enige beperking die de Awb stelt aan de keuze tussen een last onder dwangsom en een last onder bestuursdwang voortvloeit uit artikel 5:32, tweede lid, van de Awb. Dit artikel bepaalt dat het bestuursorgaan niet voor een dwangsom mag kiezen indien het belang van het betrokken voorschrift zich daartegen verzet. Hiervan is bijvoorbeeld sprake als het bestuursorgaan niet het risico kan nemen dat de overtreder zich niets aantrekt van de indirecte financiële prikkel van de dwangsom en daardoor een onaanvaardbare of gevaarlijke situatie ontstaat. In een dergelijk geval moet het bestuursorgaan voor de last onder bestuursdwang kiezen waarmee het bestuur zelf kan ingrijpen. Het risico dat de kosten van een last onder bestuursdwang moeilijk kunnen worden verhaald op de overtreder mag meespelen bij de afweging om eerst met een last onder dwangsom te proberen de overtreding te beëindigen, mits niet op voorhand duidelijk is dat wegens gebrek aan financiële middelen niet aan de last onder dwangsom kan worden voldaan.
Het feit dat het college wist dat overtreder een Wajonguitkering kreeg, betekent niet dat op voorhand voor het college duidelijk was dat hij wegens gebrek aan financiële middelen geheel niet aan de last onder dwangsom zou kunnen voldoen (zie ook AbRvS 26 augustus 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2045). Het college hoefde dan ook niet voor een last onder bestuursdwang te kiezen.
Voor meer informatie over deze uitspraak kunt u contact opnemen met Monique