Skip to main content

Horeca inrichting, normale maatschappelijke ontwikkeling

Het is vaste rechtspraak van de AbRvS dat aan artikel 6.2, eerste lid Wro (normaal maatschappelijk risico) zelfstandige betekenis toekomt naast artikel 6.2, tweede lid Wro (het ‘forfaitair’ normaal maatschappelijk risico. De vraag of schade als gevolg van een planologische ontwikkeling tot het normale maatschappelijke risico behoort, moet worden beantwoord met inachtneming van alle van belang zijnde omstandigheden van het geval. Daarbij is onder meer van belang of de planologische ontwikkeling als een normale maatschappelijke ontwikkeling kan worden beschouwd waarmee de benadeelde rekening had kunnen houden in die zin dat de ontwikkeling in de lijn der verwachtingen lag, ook al bestond geen concreet zicht op de omvang waarin, de plaats waar en het moment waarop de ontwikkeling zich zou voordoen. In dit verband komt betekenis toe aan de mate waarin de ontwikkeling naar haar aard en omvang binnen de ruimtelijke structuur van de omgeving en het gevoerde planologisch beleid past (zie o.m. de uitspraak van 5 september 2012 met nr. 201113115/1/T1/A2).

In de zaak die leidde tot de einduitspraak van 4 maart 2015, nr. 201304978/2/A2, meende appellant schade te lijden door een vrijstelling in de zin van artikel 19 WRO (oud) op grond waarvan een horeca-inrichting in Tilburg planologisch mogelijk werd gemaakt. Het college van B&W stelt zich, in navolging van het advies van zijn planschadeadviseur, op het standpunt dat de schade geheel onder het normaal maatschappelijk risico valt (in de zin van artikel 6.2, eerste lid Wro). De Afdeling gaat hierin mee. De volgende omstandigheden spelen hierbij volgens de Afdeling een rol:

  • De vestiging van een horeca-inrichting in binnenstedelijk gebied is in beginsel als een normale maatschappelijke ontwikkeling is aan te merken;
  • De structuur van de omgeving: de horeca-inrichting werd gevestigd in een centrumgebied met hoge bebouwingsdichtheid. Bovendien waren in de directe omgeving van het pand diverse andere gronden bestemd voor horeca;
  • De schade is relatief gering – 2,2% van de waarde van de woning voorafgaand aan het ontstaan van de schade –.

Conclusie is dat de schade niet voor vergoeding in aanmerking komt.

Voor meer informatie over deze uitspraak kunt u contact opnemen met Ineke.