Handhavingsprocedure over natuurvergunning Tweede Maasvlakte:maatregelen voor natuurcompensatie moeten alsnóg worden gerealiseerd
De uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, ECLI:NL:RBMNE:2022:4557, gaat over een verzoek om handhaving dat door 7 natuurorganisaties is ingediend bij de minister voor Natuur en Stikstof. De natuurorganisaties hebben de minister verzocht om de aan het Havenbedrijf Rotterdam verleende natuurvergunning voor de aanleg en aanwezigheid van de Tweede Maasvlakte te handhaven. Volgens de natuurorganisaties moet de minister afdwingen dat de compensatievoorwaarden alsnog worden gerealiseerd. De minister heeft dit verzoek afgewezen.
De rechtbank komt tot het oordeel dat er onvoldoende compensatie heeft plaatsgevonden en dat deze niet heeft geleid tot het voorgeschreven resultaat, te weten een ecologische winst van 10%. Er wordt in strijd met voorschrift 23A van de natuurvergunning gehandeld, waarbij het Havenbedrijf aangemerkt wordt als overtreder.
Aan de hand van de dossierstukken stelt de rechtbank vast dat reeds langere tijd bekend is dat met de enige ingezette maatregel niet het gewenste doel is bereikt. Het heeft de rechtbank verbaasd dat de minister in haar besluitvorming het verzoek van eisers heeft afgewezen zonder iets op te nemen over een reële termijn waarbinnen extra maatregelen ten behoeve van de natuurcompensatie uitgevoerd zullen worden. Het past volgens de rechtbank niet bij de verantwoordelijkheid van een minister dat verzoekers maar moeten afwachten op welk moment de minister de handhaving concreet gaat oppakken.
Het Havenbedrijf heeft gesteld dat zij het niet in haar macht heeft om de aanvullende compensatie te realiseren. Maar ook dat betoog volgt de rechtbank niet omdat destijds met de Staat der Nederlanden afspraken zijn gemaakt over de benodigde compensatie. Kennelijk is bewust voor deze constructie gekozen en het past niet dat het Havenbedrijf zich verschuilt achter de minister, aldus de rechtbank.
Volgens de minister is handhavend optreden onredelijk. Er zouden dan nadere eisen gesteld moeten worden aan de bodemberoerende visserij en ook dan is het de vraag of de 10% winst kan worden bereikt. Maar dat maakt volgens de rechtbank niet dat deze maatregel zonder meer aan de kant kan worden geschoven. Bovendien betwist de minister niet dat op deze wijze enige winst behaald kan worden.
De minister moet binnen 16 weken opnieuw beslissen op het handhavingsverzoek.
Voor meer informatie over deze uitspraak kunt u contact opnemen met Susan