Deze week weer eens een zeldzaam voorbeeld van een uitspraak waarin de Afdeling handhavend optreden onevenredig vindt. Het gaat om de uitspraak van de AbRvS van 11 februari 2015, nr. 201403502/1/A1. De zaak gaat over een last onder dwangsom die strekt tot verwijdering van een kippenhok, hooiopslag en hooiruif. Het daartegen door overtreder ingestelde bezwaar en beroep worden ongegrond verklaard. Overtreder procedeert verder bij de Afdeling.
Voor de Afdeling staat vast dat de bouwwerken zijn gebouwd zonder vergunning en dat deze in strijd zijn met de vigerende bestemmingsplannen. Het college is daarmee bevoegd en in beginsel verplicht tot handhaving.
De overtreder stelt ter discussie dat het college in dit geval verplicht zou zijn tot handhaving. Volgens hem heeft de voorzieningenrechter ten onrechte geoordeeld dat hij geen bijzondere omstandigheden zou hebben aangevoerd op grond waarvan het college van handhaving had moeten afzien. Overtreder wijst daarbij op de door hem overgelegde verklaringen van enkele (voormalige) wethouders. Uit die verklaringen (en uit de toelichting daarop ter zitting) bleek, kort gezegd, dat enkele jaren geleden het toenmalige college een bestaand schapenhok, bestaande ruif en een nieuw te bouwen hooiopslag expliciet heeft goedgekeurd in een collegevergadering. Daarbij is door een (oud-)wethouder toegelicht dat destijds altijd op die manier over bouwwerken van geringe importantie werd besloten. Verder is vermeld dat door buren geen bezwaren zijn geuit. Gelet op deze verklaringen en toelichting, oordeelt de Afdeling dat handhaving na twaalf jaar onevenredig is in relatie tot de daarmee te dienen belangen.
Voor meer informatie over deze uitspraak kunt u contact opnemen met Monique.