Geen anterieure overeenkomst. Weigering afwijking bestemmingsplan
B&W Beemster weigeren omgevingsvergunning voor een afwijking van een bestemmingsplan voor het gebruiken van een perceel als parkeerterrein voor de duur van 10 jaar. Zij hebben geen ruimtelijke bezwaren, maar de aanvrager heeft geweigerd een anterieure overeenkomst af te sluiten. In deze overeenkomst staat dat de aanvrager dient bij te dragen aan de gemeentelijke plankosten. In AbRvS 29 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1239, wordt de aanvaardbaarheid van deze weigeringsgrond beoordeeld.
De aanvrager stelt dat het college niet bevoegd was om een bijdrage te vragen anders dan via de leges. Deze aanvraag is geen sprake van een ‘aangewezen bouwplan’ als bedoeld in artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening. Volgens het college is het grondexploitatiekostenverhaal verankerd in afdeling 6.4 Wro en betekent dit dat het verhaal van deze kosten een ruimtelijk aspect is. In de literatuur en parlementaire geschiedenis wordt ook een verband tussen uitvoerbaarheid en goede ruimtelijke ordening gelegd.
De Afdeling stelt dat het systeem zich er niet tegen verzet dat ook kosten worden verhaald bij niet aangewezen bouwplannen (AbRvS 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2950). Aan een gewenste ruimtelijke ontwikkeling, waarvoor planologische medewerking is vereist, kunnen naar het oordeel van de gemeenteraad of het college planologische nadelen zijn verbonden. Deze nadelen kunnen in bepaalde gevallen worden ondervangen door mitigerende en/of compenserende maatregelen of voorzieningen. Mits een structuurvisie daarin voorziet, kan ter bekostiging van dergelijke maatregelen of voorzieningen de betaling van een financiële (verevenings-)bijdrage worden overeengekomen. Indien geen overeenkomst tot stand komt, kunnen de raad of het college de benodigde planologische medewerking weigeren, omdat de bekostiging van de benodigde maatregelen of voorzieningen niet is gegarandeerd en dus niet zeker is dat de voorzieningen of maatregelen worden getroffen. Maar planologische medewerking aan een afwijking van een bestemmingsplan, waartegen op zich geen planologische bezwaren bestaan, kan niet worden geweigerd, omdat de initiatiefnemer weigert de kosten van de gemeente te vergoeden (zie AbRvS 25 oktober 2013, ECLI:NL:RVS:2013:1783, en 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2950).
De door het college in dit geval gevraagde financiële bijdrage heeft naar het oordeel van de Afdeling niet het doel een nadelige ruimtelijke ontwikkeling te compenseren, maar de vergoeding van de gemeentelijke kosten. Dat is geen ruimtelijke samenhang tussen het project waarvoor de bijdrage wordt gevraagd en het bestedingsdoel van de bijdrage. En dus geen sprake van een vereveningsbijdrage. Dit is daarom geen ruimtelijk relevant belang dat als grondslag kan dienen voor weigering van de gevraagde omgevingsvergunning.
Het college stelt dat het aangaan van de overeenkomst vereist is voor de economische uitvoerbaarheid van het project en dat het verhaal van deze kosten in zoverre een ruimtelijk aspect is. Het college trekt een parallel met de uitspraak van de Afdeling van 25 januari 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BV1816, over planschadekostenverhaal. Volgens de Afdeling is die situatie niet vergelijkbaar. In die uitspraak heeft de Afdeling geoordeeld dat in het geval waarin een planologische wijziging uitsluitend in het belang van de aanvrager was, de weigering om een planschadeovereenkomst te sluiten een valide weigeringsgrond is. In dit geval weigert de aanvrager de kosten van het gemeentelijke apparaat te betalen. Voor het verhaal van dergelijke kosten bij niet-aangewezen bouwplannen is de Legesverordening beschikbaar.
Voor meer informatie over deze uitspraak kunt u contact opnemen met Janike