n de conclusie van Staatsraad AG Nijmeijer 5 april, ECLI:NL:RVS:2023:1367 wordt antwoord gegeven op de vraag of het toepassen van het evidentiecriterium kan worden voortgezet voor bouwplannen die worden vergund op grond van een Chw bestemmingsplan en voor een omgevingsplan onder de Omgevingswet als daar eenzelfde soort planregel in is opgenomen. In dit geval gaat het om een omgevingsvergunning voor een woontoren van zeventig meter hoog in Den Haag. De vraag is of een de toegelaten bouwregel uit dit plan in voldoende rechtszeker is vastgelegd.
De ratio achter het evidentiecriterium is dat een herhaling van de rechtmatig-heidstoetsing wordt voorkomen die al in een bestemmingsplanprocedure heeft opengestaan. Het evidentiecriterium kan niet los worden gezien van de formele rechtskracht van besluiten en dient de rechtszekerheid die aan onherroepelijke planregels wordt ontleend. De AG is van mening dat voor het loslaten het evidentiecriterium alleen aanleiding is in het geval van de exceptieve toetsing van een planregel met daarin een dynamische verwijzing naar een posterieure planologische beleidsregel.
Beleidsregels kunnen alleen maar exceptief worden getoetst. Voor zover de beleidsregel fungeert als verlengde normstelling ten opzichte van de planregel, is het gerechtvaardigd om een toetsingsmaatstaf die gelijk is aan de rechterlijke toetsing van een planregel uit te voeren. Alleen dan wordt voorkomen dat door het vaststellen van een posterieure beleidsregel, een deel van de rechterlijke toetsing die in het vernietigingsberoep is geborgd, ontbreekt. In die gevallen zou dus het evidentiecriterium achterwege moeten blijven. Het wachten is nu op de uitspraak van de Raad van State.
Ook overigens zijn lezenswaardige overwegingen in deze conclusie opgenomen. Deze zijn gelet op de signaalfunctie van deze Omgevingsflits niet samengevat.
Voor meer informatie over deze uitspraak kunt u contact opnemen met Janike