In de uitspraak van AbRvS van 17 februari 2016, nr. ECLI:NL:RVS:2016:382, speelt de vraag of sprake is van een evidente privaatrechtelijke beperking. Door het college van Lansingerland is een omgevingsvergunning (met kruimelafwijking) verleend voor een aanbouw met carport bij een woning. De eigenaren van het aangrenzend perceel voeren aan dat het de vergunninghouder op grond van een overeenkomst met deze buren niet is toegestaan om de aanbouw te realiseren, omdat deze op minder dan 10 m van de oostgevel van de woning van de buren staat.
De Afdeling begint met de standaardoverweging. Privaatrechtelijke geschillen moeten door een civiele rechter worden beoordeeld. Alleen als sprake is van een evidente privaatrechtelijke belemmering kan deze in de weg staan aan het verlenen van de omgevingsvergunning. Anderhalve maand na de beslissing op bezwaar is door een civiele rechter een vonnis gewezen waarin de buren gelijk hebben gekregen. Desondanks overweegt de Afdeling dat beoordeeld dient te worden of ten tijde van het nemen van die besluiten een evidente privaatrechtelijke belemmering bestond. Daarvan was geen sprake. Het enkele feit dat ten tijde van het nemen van de bestreden besluiten een overeenkomst tussen de buren en de vergunninghouder bestond waarmee het realiseren van de aanbouw mogelijk niet in overeenstemming was, is onvoldoende voor het oordeel dat een evidente privaatrechtelijke belemmering bestond.
Voor meer informatie over deze uitspraak kunt u contact opnemen met Janike