De gemeenteraad van Bunnik besloot in 2014 om als bezuinigingsmaatregel zogenaamd snippergroen (openbaar groen dat grenst aan tuinen van particulieren) te verkopen. Het college stelde met het oog daarop beleidsregels vast, waarin o.a. was opgenomen dat bij verkoop de betrokken percelen de bestemming ‘tuin, onbebouwd’ zouden krijgen. In de vervolgens met enkele gegadigden gesloten koopovereenkomsten was eveneens vastgelegd dat de percelen werden verkocht als tuingrond en ook alleen als zodanig mochten worden gebruikt. Maar de raad besloot uiteindelijk – in afwijking van het ontwerp-plan – anders. Naar aanleiding van zienswijzen van derden werd aan enkele van de aldus verkochte percelen toch de bestemming openbaar groen gegeven en werd het gebruik als tuin uitgesloten.
De eigenaren voelden zich begrijpelijkerwijs bij de neus genomen. Toch honoreerde de Afdeling in haar uitspraak van 1 november 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:2967) hun beroep op het vertrouwensbeginsel niet. De verwachtingen die het college met zijn beleidsregels en de aangegane overeenkomsten had gewekt, waren nu eenmaal niet door de raad gewekt en konden ook niet aan de raad worden toegerekend. Ook de door de raad gemaakte belangenafweging kon door de beugel. De doorgaande groenstructuur zou volgens de raad door het gebruik als tuin van de verkochte percelen te erg worden versmald en dat mocht zwaarder wegen dan de belangen van de appellanten. Ongetwijfeld krijgt deze uitspraak een civielrechtelijk vervolg.
Voor meer informatie over deze uitspraken kunt u contact opnemen met Jan