Op grond van het bestemmingsplan “Woongebieden” van de gemeente Midden – Groningen geldt een beperking voor detailhandel op het Woonplein Hoogezand. De eigenaar van het vastgoed op het Woonplein verzoekt de gemeenteraad het bestemmingsplan te wijzigen, lees: de beperkingen voor detailhandel te schrappen. Daartoe wordt beroep gedaan op de bekende Dienstenrichtlijn. De gemeenteraad weigert. In beroep overweegt de Afdeling allereerst dat het besluit van de gemeenteraad (let wel: de weigering het bestemmingsplan te wijzigen) “vol” dient te worden getoetst. De toets dient zich niet te beperken tot toetsing aan het zogenoemde evidentiecriterium. Ten aanzien van de bewijslastverdeling tracht de gemeenteraad met verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 24 oktober 2018 (ECLI:NL:2018:3471), de bewijslast eenzijdig bij appellant te leggen. Nee, aldus de Afdeling. De Afdeling overweegt dat het primair op de weg van appellant ligt om te beargumenteren dat sprake is van een eis die een beperking oplevert. Vervolgens ligt het op de weg van de gemeenteraad bij de vaststelling van een bestemmingsplan dan wel bij de vraag of een planregel moet worden herzien, om te onderbouwen dat die eis in overeenstemming is met de Dienstenrichtlijn. De gemeenteraad moet dus met specifieke gegevens onderbouwen waarom de in het plan neergelegde beperkingen gerechtvaardigd zijn in het licht van de daaraan in de Diensterichtlijn gestelde eisen. AbRvS 2 december 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2863
Voor meer informatie over deze uitspraak kunt u contact opnemen met Eelco