In situaties waarin een vrijwillig milieueffectrapport (mer) is opgesteld, terwijl daarvoor geen enkele wettelijke grondslag is te vinden in de vorm van een mer-plicht of een mer-beoordelingsplicht, kunnen eventuele gebreken in dat mer niet leiden tot vernietiging van het betrokken besluit. Dit is de uitleg die de ABRvS in zijn uitspraak van 15 juni 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:1702) geeft aan eerdere rechtspraak hierover (zie o.a. de uitspraak van 21 januari 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BH0479, r.o. 2.8.2).
Op deze eerdere rechtspraak beriepen de ministers van EZK en BZK zich, toen een omwonende beroep instelde tegen een afwijkingsvergunning waarmee de ministers de illegale hoogte van een aantal hoogspanningsmasten hadden gelegaliseerd. De aanvrager, TenneT, had in zijn aanvraag vermeld dat zonder dat de ministers een vormvrije mer-beoordeling hadden verricht, de uitgebreide mer-procedure zou worden doorlopen.
Dit met het oog op o.a. de transparantie van de besluitvorming en het verkrijgen van een onafhankelijk advies van de Commissie mer. Maar hoe vrijwillig de keuze om een mer op te stellen misschien ook was, de ABRvS ziet daarvoor toch een wettelijke grondslag in de vorm van een vormvrije mer-beoordelingsplicht (art. 2, lid 5, onder b, van het Besluit mer). Zo ontstond voor de ABRvS alsnog de ruimte om te beoordelen of het mer aan de wettelijke eisen voldeed. Dat bleek zo te zijn.
Voor meer informatie over deze uitspraak kunt u contact opnemen met Jan