De Afdeling lost de puzzel op: persoonsgebonden overgangsrecht en bouwtitel
De uitspraak AbRvS 20 april 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1152 is opgenomen vanwege de overwegingen over de finale geschilbeslechting. De zaak draait om een veldschuur die in 1956 zonder een vergunning is gebouwd. De vergunninghouder en zijn echtgenote, die hoogbejaard zijn, wonen sinds 1992 in de veldschuur. In het voorheen geldende bestemmingsplan was het gebouw bestemd als een noodwoning. De raad van de gemeente Deurne heeft in het volgende bestemmingsplan voor dit gebruik persoonsgebonden overgangsrecht opgenomen. Er wordt desondanks om handhaving verzocht omdat voor deze veldschuur nooit een toestemming voor de bouw is verleend. Vervolgens heeft het college een omgevingsvergunning ter legalisering van het gebruik van deze schuur als woning verleend. Volgens het college is deze vergunning in overeenstemming met het bestemmingsplan, omdat de veldschuur op grond van het persoonsgebonden overgangsrecht kan en mag worden bewoond.
In een eerdere uitspraak over dit geschil, AbRvS 8 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1494 heeft de Afdeling overwogen dat uit een aanvraagformulier en de bijbehorende tekeningen blijkt dat het gebouw geschikt zal zijn voor bewoning. En, omdat het bouwen van een woning niet is toegestaan, heeft het college in strijd met het bestemmingsplan een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een woning, aldus de uitspraak van de Afdeling. Vervolgens heeft vergunninghouder de aanvraag gewijzigd. Uit de gewijzigde aanvraag volgt dat het gebouw gebruikt zal worden als veldschuur. De woonvoorzieningen zijn uit de bouwtekeningen verwijderd. Zowel de rechtbank als de Afdeling (in deze uitspraak) zijn van mening dat het beoogde gebruik van de veldschuur wonen is, zodat het college de omgevingsvergunning vanwege strijd met het bestemmingsplan had moeten weigeren. Daarnaast ligt ter zitting een tweede besluit ter beoordeling, waarbij de discussie gaat over het feit dat het college niet heeft beoordeeld of de aanvraag ook met een afwijking van het bestemmingsplan kan worden verleend.
Interessant is vervolgens dat de Afdeling het college aangeeft welke belangen bij het besluit tot handhaving moeten worden betrokken en wijst daarbij op de onevenredige gevolgen voor de hoogbejaarde vergunninghouder en zijn echtgenote. De Afdeling wijst in dit verband naar haar uitspraak van 10 juli 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2350. En verder roept de Afdeling partijen op om in overleg of via mediation een einde te maken aan hun geschil, waarbij van het college mag worden verwacht dat het daarbij een initiërende en regisserende rol op zich neemt. De Afdeling neemt bovendien een voorstel voor een oplossing op in de uitspraak.
Voor meer informatie over deze uitspraak kunt u contact opnemen met Janike