Skip to main content

Concreet zicht op legalisering: aanvraag beroepsprocedure?

In AbRvS 11 mei 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:1266) is de vraag of er concreet zicht op legalisering is als tijdens de beroepsprocedure over een handhavingsbesluit een aanvraag voor een legaliserende omgevingsvergunning wordt ingediend.

Een derde had om handhaving verzocht van een in strijd met het bestemmingsplan opgericht hekwerk. Dit verzoek werd afgewezen vanwege concreet zicht op legalisering, omdat een aanvraag omgevingsvergunning was ingediend. Dit was echter nog niet het geval tijdens de beslissing op bezwaar, zodat de rechtbank het college opdroeg dit gebrek te herstellen. Het college nam vervolgens alsnog concreet zicht op legalisering aan, omdat inmiddels een aanvraag was ingediend en het college van plan was daaraan mee te werken. De rechtbank achtte het gebrek hersteld, omdat daarmee inmiddels concreet zicht op legalisering bestond.

De Afdeling grijpt daarentegen terug op de vaste lijn, waarbij het voor concreet zicht op legalisering niet voldoende is dat het college bereid is omgevingsvergunning voor afwijking bestemmingsplan te verlenen. Dit geldt té meer als nog geen aanvang is gemaakt met de daarvoor vereiste procedure. Minstens is vereist dat een legaliserende ontwerpvergunning ter inzage ligt.

Dit betekent dat het tijdens de beroepsprocedure indienen van een aanvraag – ook al wenst het college daaraan mee te werken – onvoldoende is voor concreet zicht op legalisering. Hoewel verzoeker om handhaving daarmee in het gelijk is gesteld, loopt het voor overtreder toch goed af. Omdat inmiddels ten tijde van hoger beroep wel een legaliserende ontwerpvergunning ter inzage ligt, laat de Afdeling de rechtsgevolgen in stand.

Voor meer informatie over deze uitspraak kunt u contact opnemen met Monique