Skip to main content

Brouwerseiland. Overeenkomst met gemeente. Vervoersbewegingen en passende beoordeling

AbRvS 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1891. De raad van Schouwen-Duiveland besluit het bestemmingsplan “Brouwerseiland 2020” niet vast te stellen. Het college weigert bovendien omgevingsvergunning voor het realiseren van Brouwerseiland. Het bestemmingsplan zou voorzien in de realisering van recreatiewoningen, hotelvilla’s en centrale voorzieningen.

Voor deze ontwikkeling had de raad eerder een bestemmingsplan “Brouwerseiland” vastgesteld. Dit werd vernietigd in AbRvS 30 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1399, wegens strijd met artikel 2.8, lid 3, Wnb. Brouwerseiland B.V. wil na deze uitspraak de ontwikkeling nog steeds realiseren.

Brouwerseiland B.V. wijst op de met de gemeente gesloten exploitatieovereenkomst. Artikel 4.6 van die overeenkomst luidt als volgt: “De gemeente zal, voor zover dit in het vermogen van de gemeente ligt, medewerking verlenen aan het starten van een planologische procedure ex artikel 3.1 Wro voor de ontwikkeling van het initiatief. Voorts spant de gemeente zich maximaal in en bevordert dat de door de gemeente te verlenen vergunningen, ontheffingen en toestemmingen met betrekking tot het initiatief, mits de aanvraag van het initiatief naar behoren door de exploitant is ingediend en onverminderd de publiekrechtelijke bevoegdheden van de gemeente, welwillend en voortvarend te behandelen.”

De Afdeling overweegt dat artikel 4.6 alleen de verbintenis bevat om, voor zover dit in het vermogen van de gemeente ligt, medewerking te verlenen aan het starten van een planologische procedure op grond van artikel 3.1 Wro voor de ontwikkeling van het initiatief. Aan deze verplichting is voldaan. De door Brouwerseiland gestelde maximale inspanningsverplichting, of zelfs resultaatsverplichting, om het bestemmingsplan vast te stellen is niet in de exploitatieovereenkomst terug te vinden.

Volgens de Afdeling heeft de raad toereikend gemotiveerd dat artikel 2.8, lid 3, Wnb aan de vaststelling van het plan in de weg staat. Volgens de raad waren in de passende beoordeling ten onrechte niet de effecten van 329 motorvoertuigbewegingen per etmaal aan niet-emissieloos verkeer beoordeeld. De Afdeling overweegt dat de berekende bewegingen weliswaar niet op het terrein van de geplande ontwikkeling zouden worden toegelaten, maar dat die wel direct en exclusief zijn te herleiden tot de in het plan opgenomen functies. Omdat deze verkeersgeneratie direct en exclusief verband houdt met de toegelaten functies, kan deze niet buiten beschouwing worden gelaten.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Rob