De uitspraak van de Afdeling van 21 juni 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1635, gaat over het bestemmingsplan van de gemeente Weesp “Bloemendalerpolder”. Een landbouwgebied in de gemeenten Gooise Meren en Weesp. Het plan voorziet in de transformatie van de Bloemendalerpolder tot een woningbouwlocatie en groen- en recreatiegebied. Een groot aantal veehouderijen en de ontwikkelaar hebben bezwaar gemaakt tegen de vaststelling van het plan. De veehouderijen onder meer omdat de bedrijfsvoering wordt beperkt door oprukkende woonbebouwing. Het onderzoek voorafgaand aan het vaststellen van het plan lijkt niet helemaal zorgvuldig zijn geweest.
Meerdere veehouderijen en bebouwing zijn wegbestemd en uitbreidingsmogelijkheden beperkt. De Afdeling maakt daar korte metten mee en past de standaard overweging toe; als de raad het bestaande gebruik en de aanwezige bebouwing niet heeft onderkend, is het besluit genomen in strijd met de zorgvuldigheid als bedoeld in artikel 3:2 van de Awb. Voor zover de raad dit bestaande wel heeft onderkend, maar onder het overgangsrecht heeft willen brengen, berust het plan niet op een deugdelijke motivering als bedoeld in artikel 3:46 van de Awb, nu geen zicht bestaat op beëindiging van het gebruik en het bestaan van de bebouwing. En, als de wens van uitbreiding van de bedrijfsactiviteiten bij de raad bekend was, dient de raad ook deze belangen bij de belangenafweging te betrekken.
Een ander probleem vormt het feit dat bedrijfsvoering wordt beperkt doordat de woonbebouwing binnen de in het Activiteitenbesluit in acht te nemen afstanden tot de veehouderijen wordt gebouwd. De Afdeling verwijst naar haar uitspraak van 26 september 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BX8286, waaruit volgt dat niet zonder meer mag worden aangenomen dat bij een woning een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd indien de afstand tussen een inrichting die onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit valt en een burgerwoning minder bedraagt dan de afstand in het Activiteitenbesluit.
De ontwikkelaar heeft ten slotte gronden ingediend tegen het exploitatieplan en de beperking van het aantal woningen in het plangebied. Beide gronden slagen niet. De ontwikkelaar had zijn beroep tegen het exploitatieplan moeten onderbouwen met een deskundig tegenadvies waaruit volgt dat de taxaties zoals die in opdracht van de gemeente zijn uitgevoerd onjuist zijn. Niet voldoende is dat in het tegenrapport tot andere taxaties wordt gekomen, die Afdeling verwijst naar haar uitspraak van 31 oktober 2012, ECLI:NL:RVS:2012: BY1740.
Voor meer informatie over deze uitspraak kunt u contact opnemen met Janike