Biomassacentrale Diemen, merplicht, houtpellets in dit geval een afvalstof?
In 2019 is door het college van b&w van Diemen een omgevingsvergunning verleend voor het veranderen van de inrichting aan de Overdiemerweg 35 te Diemen en voor het bouwen en in werking hebben van een biomassacentrale op dat perceel. Jaarlijks zal maximaal 212 kiloton aan houtpellets worden verstookt.
De uitspraak AbRvS 30 augustus 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3328 gaat over de vraag of voor deze centrale terecht geen mer-rapport is opgesteld. Een mer-rapport is verplicht als de centrale moet worden aangemerkt als een “installatie voor de verbranding van niet-gevaarlijke afvalstoffen” en die centrale een capaciteit van meer dan 100 ton per dag heeft. In dit geval in geen mer opgesteld, maar volstaan met een mer-beoordeling.
MOB betoogt dat de houtpellets als afvalstoffen moeten worden aangemerkt. Daarom is de biomassacentrale een afvalverbrandingsinstallatie als bedoeld in categorie 18.4 van onderdeel C, van de bijlage bij het Besluit mer. De installatie heeft een capaciteit van meer dan 100 ton per dag, zodat voldaan wordt aan de drempelwaarde en een milieueffectrapport had moeten worden opgesteld.
De Afdeling beantwoord allereerst de vraag wat onder “afvalstoffen” in de zin van de Mer-richtlijn moet worden verstaan. In de Mer-richtlijn zelf is dat begrip niet gedefinieerd. Volgens de Afdeling kan voor de invulling hiervan worden aangesloten bij het materiële afvalstoffenbegrip zoals dat in de Kaderrichtlijn afvalstoffen wordt gehanteerd, zie bijvoorbeeld AbRvS 1 september 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1938, en 25 mei 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1494. Het begrip afvalstof is daarin als volgt gedefinieerd “elke stof of elk voorwerp waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen”. Daarom is van belang om te bepalen wat de intentie is van degene van wie de houtresten waarvan de houtpellets zijn gemaakt, afkomstig zijn. De intentie van die “houder” is bepalend voor de vraag of die houtresten als afvalstof in de zin van de wet- en regelgeving over de milieueffectrapportage moeten worden aangemerkt.
Er is dus met name informatie nodig over de herkomst van de houtresten waarvan de houtpellets zijn gemaakt, en over de intentie van de houder daarvan. Als niet kan worden uitgesloten dat die houders zich hebben willen ontdoen van die houtresten, dan moeten die houtresten als een afvalstof worden aangemerkt en dat geldt dan ook voor de houtpellets die daar van gemaakt zijn.
Vattenval heeft, samengevat, gemeld dat de houtpellets op de wereldmarkt worden gekocht en worden gemaakt van resten uit de bos- en houtsector. Voor het bepalen van een afvalstof is dus niet van doorslaggevend belang of sprake is van schoon, onbehandeld hout. Omdat onvoldoende informatie over de herkomst en de intentie van de houder ontbreekt, kon het college niet uitsluiten dat de houtpellets als afval moeten worden aangemerkt. Datzelfde oordeel geeft de Afdeling ook over de vraag of de houtpellets bijproducten en dus geen afvalstoffen zijn. Om die reden had bij de aanvraag om een omgevingsvergunning een milieueffectrapport moet worden overlegd.
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Janike